Overweging
Ik vermoed dat u allen de afgelopen maanden druk bezig bent geweest met onkruid wieden in uw tuin, als u tenminste een tuin heeft. Als wonende op begijnhof heb ik geen tuin, maar mijn ouders hadden een grote tuin die voor het hele gezin voedsel moest verschaffen voor het hele jaar.
Zo stond onze tuin vol met aardbeien, bramen en frambozen, ook met groente zoals bloemkool, spitskool, spruiten, boerenkool, en natuurlijk ook met bonen: sperziebonen, tuinbonen, snijbonen. Want ieder week moesten we minstens een keer bonen eten.
Mijn vader en moeder waren altijd druk in de tuin, eerst met zaaien in het voorjaar, en tot de tijd van de oogst moest er onkruid gewied worden. Dat gebeurde iedere week. Mijn vader haalde met een schoffel al het onkruid er uit, zodat wat gezaaid was, nog beter kon groeien. En wij, kinderen, hielpen hem daarbij. Op onze knietjes, langs al die kleine plantjes die in de grond stonden. En met onze handjes haalden wij het onkruid weg. Als de tijd van de oogst was aangebroken, werkten we volop mee met het verwerken van de oogst van onze tuin. Er moest gewekt worden, worden ingevroren, wat over was werd weggegeven aan familie, vrienden en buren. U herinnert het zich vast nog wel.
Jezus en het onkruid
Dit lijkt wel haaks te staan op wat we zojuist hebben gehoord in het evangelie. Jezus roept ons op om geen onkruid te wieden. Van hem mag het onkruid mee opgroeien tot aan de oogst. We kennen Jezus inmiddels wat langer dan vandaag en ook nu weer zet hij alles op zijn kop. Hij verwerpt radicaal de gedachte dat onkruid verdelgd moet worden. De massa wil dat echter wel: de kwaden moeten eruit.
Het is de vraag wat hij met deze parabel van het zaad in de akker bedoelt. Als Jezus zegt dat we het onkruid moeten laten groeien, is dat omdat er dikwijls een voorbarig oordeel wordt geveld. Een voorbeeld is de uitspraak van Wilders: Marokkanen zijn crimineel en moeten het land uit. Islam deugt niet. U kunt het rijtje vast wel aanvullen.
Hoe gaan we met onkruid om? Nog niet zo lang geleden werd alle groen dat langs de wegen groeide weggespoten met verdelgingsmiddelen. Nu komen we ervan terug. Het zogenoemde onkruid blijkt een zegen! Zo is het immers in de natuur. Tussen dat onkruid staat immers ook kamille waarmee men rustgevende thee zet, en weegbree dat een geneeskrachtig kruid blijkt te zijn, en van brandnetels kunnen we heerlijke stamppot maken.
Onkruid en het kwaad
Waarom grijpt God niet in? Waarom laat hij dat kwaad voortwoekeren? Iedere dag komen de beelden binnen over het kwaad in de wereld. Denk maar aan het kwaad van Islamitische Staat. Gelukkig nemen wij mensen onze verantwoorde–lijkheid om dit kwaad de grond in te boren. Hoe blij waren we toen we bevrijd waren uit de macht van Hitler en de nazi’s. Hadden we dit kwaad moeten laten voortwoekeren? Ik denk niet dat Jezus dat beoogt. Hij heeft juist oog voor het goede. Het goede is meer bescheiden, het werkt op de achtergrond, het hangt niet zo direct aan de grote klok. Het openbaart zich heel geleidelijk en daardoor lijkt het dat er minder goed dan kwaad gebeurt. Het kwade is brutaal, je kunt het precies lokaliseren. Maar het goede werkt zoals in de andere parabel wordt gezegd: als zuurdesem, het is overal aanwezig en je moet goed opletten wil je zien en ervaren. Dat vergelijkt Jezus met het koninkrijk van God.
Koninkrijk van God
De komst van het koninkrijk van God is niet tegen te houden. Dit koninkrijk groeit op een geheimvolle wijze door alles heen. Ondanks tegenwerking, vervolging, ja zelfs door de dood heen, zal dit koninkrijk baan breken. Tijdgenoten van Jezus van Nazareth hoopten een spoedige komst van vrede en gerechtigheid, maar dat gebeurde niet. We wachten nog steeds op de komst van dit rijk.
Dat is het visioen waarnaar we verlangen en uitzien.
Midden in de zomer openen wij de schatkist van parabels over dit koninkrijk. Vandaag horen we de parabel over de akker met het goede zaad, maar ook met heel wat tierend onkruid. Daarmee wijst Jezus op de gemeenschap van gelovigen. Dat is geen elitaire club, maar een breed en gemengd lichaam met sterken en zwakken, goeden en kwaden, zondaars en rechtvaardigen. De aanwezigheid van zwakkelingen ergert weliswaar de vromen, die ongeduldig worden. Zij zouden het liefst willen ingrijpen. Maar Jezus laat ze hun beklag doen: ‘je hebt toch goed zaad op de akker gezaaid! Hoe komt het dan dat er onkruid op staat.’
Hier staat de visie van mensen tegenover de visie van God. God kent ons mensen, en peilt ons hart en weet van ons gaan en staan. God weet van ons onvermogen en het lot dat wij moeten dragen. God kent onze werkelijke waarde.
Daarom roept Jezus ons op niet te oordelen. Oordelen is geen mensenwerk. Alleen God komt het recht toe te oordelen. Dat is een helder en ook ontwapenend oordeel. Daar mogen wij op vertrouwen. Zolang wij leven, past het ons om geduld te beoefenen, barmhartigheid te tonen, en dit nooit zonder hoop op verandering en bekering. Eens komt ‘de dag’ waarop eenieder rekenschap zal moeten geven over zijn doen en laten. Daarom oordeel niet te voorbarig; denk niet onmiddellijk dat de keuze die jij gemaakt hebt de enig juiste zal zijn. In de oogsttijd zal de Heer pas tot de maaiers zeggen: haal het onkruid bijeen. Maar nú nog niet. Want misschien zie je iets over het hoofd. Misschien ben je te kortzichtig tegenover mensen en dingen.
God laten gebeuren tot de tijd rijp is. Mogen God ons geven dat we geduld hebben met onszelf, met onze medemensen, met onze kinderen en kleinkinderen. Dat we geduld hebben met de situatie waarin we leven.
Ondertussen mogen wij ons met alles wat in ons leeft tot God keren. Het is de goddelijke Geest die ons tegemoet komt en ons menselijke gestamel vertolkt als een waardig gebed. Gods Geest zal voor ons pleiten en wij mogen erop vertrouwen dat we gehoord worden. Moge het zo zijn.
Kitty Bouwman