Exodus 19:2-6a; Mattheus 9:36 – 10:8
De lezingen vandaag gaan over relaties, tussen God en de mensen en de wijze waarop die veranderen. In de eerste lezing zijn de Israëlieten op bijzondere wijze Gods eigendom, een heilig volk zelfs. Maar in de tweede lezing is die relatie er nogal op achteruit gegaan en liggen de mensen uit dat heilige volk afgetobt neer, als schapen zonder herder. Relaties kunnen slechter worden, en dat geldt ook voor de relatie met God. En dat gaat niet alleen over een persoonlijke relatie maar ook over de relatie met Hem als gemeenschap. Beide waren duidelijk minder geworden maar God was trouw en liet ze niet in de steek. In de tweede lezing worden de apostelen vooral naar naar de Israeliëten toe gestuurd en niet naar andere volkeren. Later bleek dat die de apostelen niet erg accepteerden, en pas dan worden de apostelen ook naar de andere volkeren gestuurd. Judas wordt ook nog genoemd. Dat is een relatie die helemaal fout zou lopen. Maar het mooie is hier dat dat nog helemaal niet het geval is. Judas hoorde bij degenen die mensen konden genezen en doden konden opwekken. Ondanks wat hij later zou doen, is hij dienstbaar en gelovig en dicht bij het Koninkrijk der hemelen. Niemand is voortbestemd. Ook Judas was vrij en had zich voor Jezus kunnen blijven inzetten. Maar dat deed hij niet.
De vraag die dit oplevert is hoe we de relatie met God in stand kunnen houden en kunnen verbeteren. Belangrijk is dan de laatste regel van het evangelie: “Voor niets hebt ge ontvangen, voor niets moet ge geven.” God geeft ons de dingen voor niets, gratis. We kunnen dus ook niet gaan berekenen “nu komen ze, en we hebben er recht op.” Het goede komt gratis, zomaar. Daardoor kan gemakkelijk gebeuren dat we het over het hoofd zien, maar dat moeten we niet doen. Het goede van God moeten we opmerken en waarderen, bijvoorbeeld door Hem te bedanken.
Als tussenzang heb ik een gedicht van een zekere Eleanor Farjeon genomen, dat door Cat Stevens bekend is geworden: “Morning has broken”. Het is een danklied: “Dank elke morgen Gods nieuwe schepping,” staat er. De ochtend wordt vergeleken met de eerste dag. Ik weet niet of u in deze periode van het jaar wel eens ’s morgens vroeg over het gras van het Oosterpark hebt gelopen, als het een mooie zonnige dag gaat worden. De dauw hangt dan aan het volle groene gras, dat weer een zonnige dag tegemoet zal zien. Dan lijkt het haast of het gras vol vreugde is over het leven van de dag die zal komen, alsof het lacht, met een soort scheppingslach: Gods nieuwe schepping.
Eigenlijk is zo’n morgen, dat lachende gras, een cadeautje van God. In een goede relatie negeer je niet de cadeautjes van de ander. Je bent er dankbaar voor. Renatie Dorrestein heeft eens geschreven: “Als ik bid, is dat bijna uitsluitend dankzeggen. Daarmee doe ik mezelf een groot plezier, want dankbaarheid is een heerlijke emotie.” Het is een reden God lief te hebben. En zojuist hebben we dat zingend gedaan, want, nog een citaat, alleen degene die liefheeft zingt, volgens Augustinus.
Hoe verbeteren we onze relatie met God? Nou ja, bijvoorbeeld door een danklied te zingen. En er is meer dan de dauw op het gras. In het openingslied dankten we God voor de schemer in de straten en het heldere zingen van een meisje. In de eerste lezing staat dat God is opgetreden tegen Egypte en zijn heilig volk heeft gedragen op adelaarsvleugels. God helpt, wat pastor Leo vorige week heeft benadrukt. Simon heeft toen bij de mededelingen nog een getuigenis gegeven over de hulp die hij kreeg toen hij geopereerd werd. God helpt ons en doet soms wonderen voor ons, omdat we belangrijk voor Hem zijn. Daarop antwoorden we met dankbaarheid. Maar niet alleen. Want wat we van God hebben ontvangen hebben, moeten we ook weg geven, voor niets, net als God: “Voor niets hebt ge ontvangen, voor niets moet ge geven.” Dat betekent niet dat we vrijwilliger moeten worden. Maar we moeten Gods liefde uitdragen: zomaar, gratis, onverwachts, zonder dat mensen erom gevraagd hebben of het verdiend hebben. En ook als we gewoon werken om geld te verdienen, zijn de dingen die we daarvoor doen, zomaar door God aan ons gegeven, en daarom redenen voor dankbaarheid en vreugde.
De lezingen gaan niet alleen over een persoonlijke relatie met God, maar ook over die van de gemeenschap. Een tijdje geleden had ik een familiefeestje en daar sprak ik een paar neefjes van me. De vriendin van één van hen stond er ook bij. Nou geld ik best wel als een coole oom (cool op z’n Engels), omdat ik in Amsterdam woon en advocaat ben, en zo. Toen hoorde die vriendin, een meisje van 19, dat ik wel eens voorging in een parochie. “Oh, OK,” zei ze verrast, en heel begripsvol en tolerant. Maar het was duidelijk dat ik een graadje gedaald was in de achting, iets minder cool dan ze gedacht had, omdat ik mij met zo’n nogal aftands, muf instituut bezig hield. Nou kom ik dat wel te boven, maar voor de kerk, waar ze zo vanzelfsprekend niets mee te maken wilde hebben, is dat anders. Want ze is niet de enige. Haast iedereen onder de 40 jaar vindt dat. De kerk krimpt steeds sneller. Het is nauwelijks nog mogelijk om het geloof aan te reiken en de waarde ervan te laten zien.
Het is heel vreemd zulke dingen. Want waarom zouden mensen God niet willen kennen en de wonderen missen, die God doet, de troost die Hij geeft? Mensen zonder God kunnen nogal verweesd en verdwaald overkomen. Zo staat het ook in het evangelie. Ze worden afgetobt genoemd, schapen zonder herder. Maar tegenwoordig komen heel veel mensen niet meer in een kerk en daar hebben ze geen gewetensconflicten over; ze zijn alleen maar niet geïnteresseerd. En God is wel trouw maar Hij dringt zich niet op. Relaties zijn liefdesverhoudingen, en daarvoor is vrijheid nodig. In vrijheid moeten we voor God kiezen, of niet natuurlijk. En dat is altijd zo geweest. Ook Gods heilig volk was Hem kwijtgeraakt en verdwaald en afgetobt geworden, en later zou blijken dat ook de blijde boodschap niet aan ze besteed was. Die ging toen naar de heidenen. Of neem Judas. Hij moet de vreugde hebben gevoeld van het Koninkrijk der Hemelen, maar later zou hij Jezus verraden. Zulke dingen zijn onbegrijpelijk en toch gebeuren ze.
Maar de blijde boodschap ging door en dat blijft zo, ook al kunnen wij ons niet voorstellen hoe over bijvoorbeeld 100 of zelfs 50 jaar de kerk eruit zal zien. De hoop op een leven met God blijft daarom ook. We hoeven alleen maar op Hem te vertrouwen en onze ogen open te houden om wonderen mee te maken. Zelfs kunnen we die zelf doen, als we ons inzetten voor anderen met wat God ons gegeven heeft. Daar kunnen we ook in groeien, zodat we steeds meer van wat we doen, kunnen ervaren als een geschenk van God en we steeds dieper met Hem verbonden raken. Uiteindelijk zijn wij het dan niet meer die bidden of liefhebben of handelen, maar Christus is het die in ons bidt en liefheeft en handelt.
Mogen dan onze liefde voor de Eeuwige en het verlangen van de Eeuwige naar ons bij ons blijven in leven en in dood.
Peter Commandeur