2018 Overweging zondag 23 september Anna-Bonifatius

2018 Overweging zondag 23 september in Anna-Bonifatius

Wijsheid 2:12, 17-20; Marcus 9:30-3

Verrukte vertes

Ik lees altijd commentaren op het evangelie voordat ik aan een preek begin. In twee ervan stond dat het evangelie van vandaag niet zo’n geslaagd stuk was, want je kunt je toch moeilijk volwassen mannen voorstellen, 12 nog wel, die met elkaar ruzie aan ’t maken zijn over wie van hen nou de grootste is. Tsja. Daar had ik nou geen enkele moeite mee. Die ochtend had ik nog een e-mail gekregen van de voorzitter van een stichting die eigenaar was van veel monumentale panden in de binnenstad van Amsterdam; een belangrijk man, natuurlijk. In de e-mail stond dat hij, als verhuurder, vond dat een man en vrouw met drie kinderen van 10, 12 en 14, per 1 december maar uit hun woning moesten vertrekken, waar die kinderen en ook hun moeder hun hele leven hadden gewoond. Ik had de voorzitter al laten weten dat ze het met een aantal plannen van de Stichting niet eens waren. Dan spelen er veel dingen een rol, geld natuurlijk, ze betaalden niet veel huur, maar ook dat de voorzitter zich in zijn waarde en belang, zijn grootheid kun je zeggen, aangetast voelde en om dat recht te trekken zijn macht goed wilde laten voelen. Het komt best wel veel voor dat gesprekken of andere vormen van communicatie door mensen gebruikt worden om iedereen goed ervan te doordringen hoe belangrijk zij wel niet zijn. Dat zag de evangelist wel goed.

Daarna neemt Jezus een kind in zijn armen: “Wie een kind als dit opneemt in mijn naam,” zegt Hij, “neemt mij op,” en dat wil zeggen degene die mij gezonden heeft. Kinderen hebben geen macht of invloed. Mensen die geen grote mond hebben, geen invloed, misschien psychiatrische problemen, zien we gemakkelijk over het hoofd, zeker als we net over belangrijke zaken aan’t spreken zijn. Maar juist voor hen moeten we aandacht hebben, niet alleen omdat ze het nodig hebben, maar ook omdat het het geneesmiddel is voor het verlangen naar macht en invloed. De evangelist heeft die stukken niet voor niks bij elkaar gezet. Als een kind zich door jou laat beschermen, is dat een soort balsem voor de ziel. Je krijgt weer door waar het om gaat. Jezus zegt zelfs dat je dan Hem opneemt, en degene die Hem gezonden heeft.

Het stuk over het kind verwijst naar een beroemde tekst bij Mattheus, waar Jezus zegt dat Hij hongerig en dorstig was, naakt en ziek en in de gevangenis, terwijl niemand hem wilde helpen. Dan vragen zijn luisteraars wanneer dat dan wel was, want ze weten van niks. Jezus antwoordt hun dat Hij elke hongerige, dorstige, naakte, zieke en gevangene is, net als Hij hier het kind is. Maar zijn luisteraars hadden die genegeerd en zouden daarom niet opstaan tot het nieuwe leven in het Koninkrijk van God. Daarmee zijn we bij het begin van de lezing van vandaag, waar Jezus aankondigt dat Hij zal worden gedood, maar na drie dagen zal opstaan. In Christus zijn wij allemaal opgestaan tot een nieuwe schepping. Dat is niet alleen iets voor na de dood. Al nu kunnen we iets proeven van de nieuwe schepping, van de eerste dag; we kunnen proberen een beetje op de nieuwe mens te gaan lijken. Het begin daarvan ligt in de relatie die we met Christus hebben. Die wordt versterkt als we bijvoorbeeld een kind opnemen en als we er niet bezorgd over zijn of iedereen wel voldoende respect voor ons heeft. En verder leven we natuurlijk gewoon ons leven, hebben omgang met mensen om ons heen en doen ons werk. Maar tegelijkertijd kunnen we voor Christus aandacht hebben en met Hem spreken. Geleidelijk aan krijgen we dan een soort onderscheidingsvermogen, en we veranderen in de richting van Christus. Of omgekeerd: Christus komt in ons leven, als bron van nieuw leven. Hij is de overgang naar de nieuwe schepping, de brug naar God, de overgang van de verlossing.

En wat is die nieuwe schepping, als Christus in ons is? Het is moeilijk om daar iets over te zeggen. De taal heeft alleen woorden voor de dingen van dit leven, en niet voor dat nieuwe leven. Als communielied zingen we een lied over een ochtend, als de dauw in de zon op het gras ligt, alsof de wereld net geschapen is, helemaal nieuw, de eerste dag van de schepping. Dat is iets van een nieuwe schepping. Maar belangrijker is wat dat in ons leven is. Ik denk dat we allemaal wel het verlangen kennen om los te komen van ons eigen ik met zijn eigenschappen en karaktertrekken, die ons een persoonlijkheid geven, zeker, maar ook vasthouden in alleen maar die persoon te zijn. Zouden we onze vaardigheden niet meer kunnen ontwikkelen zodat we de mensen meer recht zouden doen of misschien beter zouden liefhebben? Zouden we ons niet meer kunnen ontplooien? Het gaat niet om zelfkritiek maar om te leven naar onze mogelijkheden. Leven we wel zoals God ons bedoeld heeft en ziet? Het zijn allemaal aspecten van de nieuwe schepping en fascinerende mogelijkheden. In een dichtregel van Bloem: O, eenmaal nog’t gevoel van toch te zijn bevleugeld, een ziel te zijn die langs verrukte vertes scheert.

Het klinkt misschien wat te mooi of te irreëel. Maar het zijn dan ook dingen van het geloof. In het geloof weten we dat we door Christus in de nieuwe schepping zullen komen, tegen onze eigen ontoereikendheid in en ook tegen de bezwaren in van de moderne wereld. Want daar is het vanzelfsprekend dat de dingen om ons heen alles zijn en blijven. Er kan geen nieuwe schepping komen, laat staan die verrukte vertes. In de eerste lezing worden er ongelovigen aan het woord gelaten, nogal onaangename mensen. Ze willen de gelovige met martelingen en zelfs met de dood op de proef stellen om te zien of God hem zal redden. Zulke dingen komen bij ons gelukkig niet voor. Maar ik heb vaak genoeg gehoord dat er geen goede God kan bestaan, omdat die al de ellende op de wereld niet zou toelaten. Moeten we niet als volwassen de wereld met z’n lijden en verdriet accepteren? Is het niet naïef, wereldvreemd, om te denken dat God ons zal helpen en dat Hij zelfs eens al het lijden zal hebben beëindigd? Het lijkt haast of je nog in Sinterklaas gelooft.

Maar hoe in zichzelf gesloten en onveranderlijk de wereld ook kan lijken, ze is op één plek open, en dat is in Christus, die God en mens was. In het geloof zijn we gericht op polen in het oneindige. De pool die God is en ook de pool die de verlatenheid van Hem is. Christus is de deur of de weg naar God, naar, laat ik zeggen, verrukte vertes van vrijheid en vreugde, waar de ziel langs kan scheren. En daarvoor moeten we handelen in openheid voor Christus en onze omgeving. Het kwade blijft, zeker, maar het nieuwe begin is er ook. Het is de kunst om dan ogen en inzet te hebben voor wat anderen nodig hebben, met name degenen die zonder macht en invloed leven. Dan kan Christus in ons komen en voelen we de stille vreugde van Gods liefde. En dat is alleen nog een begin.

Moge de Heer ook in ons komen wonen, en ons iets doen ervaren van de wijsheid en de vreugde van de nieuwe schepping.

Peter Commandeur