Overweging 11 november 2018 in Gerardus Majella
32e Zondag door het Jaar B
Lezingen : 2 Koningen 17,10-16 – Psalm 146 (145) – Marcus 12,41-44
Lieve mensen,
in ons leven moeten we vaak een middenweg vinden tussen twee polen. Dit geldt ook voor de materiële en spirituele dimensies van ons bestaan. Over die spanningsboog gaan beide lezingen van deze zondag.
In het evangelie prijst Jezus vandaag een arme weduwe die haar geld schenkt aan de tempel: alles waar ze die dag van moest leven. Wij mogen dit uiteraard symbolisch verstaan. Zij stelt haar hele leven in het teken van de dienst aan God. Geloven beperkt zich voor haar niet tot de zondag, tot de eredienst, maar omvat alle aspecten van het leven. Deze symbolische uitleg is goed, maar ze krijgt nog meer reliëf wanneer we iets langer kijken naar de concrete werkelijkheid in het verhaal.
Het gaat niet over een vrome vrouw in het algemeen, maar om een weduwe. In de Bijbel – ook in de eerste lezing – gaat het bij een weduwe om een vrouw in een benarde positie. Haar man is overleden. Ze maakt niet alleen emotioneel een moeilijke tijd door, maar ook in materiële zin. Ze is arm, zegt het evangelie drie keer. Je kunt je natuurlijk afvragen: was het niet verstandiger geweest, om haar geld uit te geven aan voedsel? Daartoe heeft de vrouw natuurlijk het volste recht. Geen redelijk mens zal haar een verwijt maken, wanneer ze hiervoor kiest. Maar de arme vrouw in het evangelie maakt een andere keuze. Zij geeft voorrang aan het spirituele boven het materiële.
Wat krijgt zij ervoor terug? Wat heeft de tempel in Jeruzalem haar te bieden? In de eerste plaats is de tempel een plek van gebed. Haar offer geeft extra gewicht aan de intenties waarvoor zij bidt. Op de tweede plaats is de tempel een plek waar leraren onderricht geven aan een breed publiek. Jezus zelf is bezig het volk in de tempel te onderwijzen, wanneer hij de leerlingen wijst op deze arme weduwe en haar als voorbeeld stelt. Gebed en Bijbelverhalen zijn twee pijlers van het gelovige leven, niet alleen in de kloosters. Een derde pijler is de liefdadigheid.
Deze derde pijler vinden we in de eerste lezing uitgewerkt. De weduwe in dit verhaal is niet alleen arm, maar leeft ook nog eens in een tijd van hongersnood, waardoor de prijzen van voedsel omhoog schieten. Wanneer de profeet Elia haar om een stukje brood vraagt, vertelt ze dat ze helemaal aan de grond zit. Ze heeft nog net genoeg meel om die dag brood te bakken voor zichzelf en haar zoon. Wanneer dit op is, wacht hen beiden de hongerdood. De reactie van Elia is hondsbrutaal. Hij vraagt om het stuk brood van haar zoon te geven aan hem zelf, de profeet. Ook dit mogen we symbolisch verstaan. De zoon staat voor de toekomst van de weduwe. Wanneer de jongen volwassen wordt, kan hij de kost verdienen. Hij zal trouwen en kinderen krijgen. Het leven zal de weduwe opnieuw toelachen. Wat doet Elia door het brood van de jongen voor zichzelf te vragen? Hij vraagt aan de vrouw om haar toekomst volledig in Gods hand te leggen. Het eerste wonder is dat de vrouw dit werkelijk doet. Het tweede wonder is dat God haar inderdaad een toekomst van overvloed geeft. Het derde wonder is dat deze vrouw een buitenstaanders is: ze behoort niet tot het Joodse volk, maar ze gelooft wel in de Ene God.
De parallel tussen beide vrouwen is duidelijk. Ze leggen allebei hun toekomst in Gods hand. En allebei vervullen ze een voorbeeldrol voor anderen.
Het evangelieverhaal krijgt extra gewicht omdat het de afsluiting is van Jezus’ optreden in de tempel. Zijn onderricht begon met de reiniging van het tempel-plein. Jezus joeg de handelaars weg met de woorden: “Mijn huis is een huis van gebed voor alle volkeren, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt.” Dit zijn harde woorden, maar niet nieuw. Jezus citeert die andere grote profeet: Jesaja (56,7). Door de eeuwen heen is dit een verleiding die steeds terugkeert. Een centrum dat gericht is op de zorg en eerbied voor God en alle mensen, wordt veranderd in een plek waar de materiële winst van enkelen vooropstaat. In onze tijd geldt dit voor de tempels van de gezondheidszorg. Ziekenhuizen gaan failliet en worden binnen enkele dagen gesloten. In onze moderne samenleving is winst belangrijker geworden dan zorg verlenen. Hier dreigt iets fundamenteels verloren te gaan. De woorden cultuur en cultus komen uit het Latijn en zijn afgeleid van het werkwoord colĕre, dat zorgen betekent. Wanneer winst belangrijker wordt dan zorg, valt de bodem weg onder onze cultuur. Dan weten we van alles de prijs en van niets de waarde (Oscar Wilde). Als gelovige mensen vormen wij een tegenkracht tegen deze tendens.
We mogen de lezingen van deze zondag ook toepassen op de samenwerking in het parochie-verband van Clara en Franciscus. De toekomst van het katholieke geloof in onze regio hangt niet af van het grootste kerkgebouw. Ook niet van de grootste bankrekening; niet van het oude geld van welvarende parochies. Maar de toekomst van ons geloof hangt af van het geestelijk kapitaal van alle locaties samen.
Dan denk ik aan de rijkdom van onze traditie, maar ook aan Kerk als ‘gemeenschap van verhalen’. Ieder mens, ieder van U, heeft een verhaal dat de moeite waard is. Ooit gaf ik een avond voor ouders van kinderen die hun eerste communie gingen doen. Het thema was: hoe kun je thuis Bijbelverhalen vertellen aan kinderen? Ik liet de ouders verhalen vertellen die ze zelf meegemaakt hadden met hun kinderen. Eén vader zei dat hij geen verhaal had. In de pauze ging ik naast hem zitten en hij vertelde het volgende verhaal. Toen hij een kleine jongen was, overleed zijn opa met wie hij een sterke band had. Hij mocht niet mee naar de begrafenis. Dit vond hij heel erg en praatte erover met zijn moeder. Toen oma ervan hoorde, zei ze: “Ik weet een oplossing: jij mag woensdag mee naar opa”. Samen gingen ze naar opa’s graf. Ze legden bloemen neer en baden voor opa. Toen gingen ze weer naar huis. “En hoe was het bij opa?, vroeg moeder. “Ach”, zei de kleine jongen, “Het was wel aardig, maar … we mochten niet naar binnen.” Dit vertelde een man die dácht dat hij geen verhaal had.
Het is belangrijk dat wij luisteren naar elkaars verhalen. Bovendien weten wij ons opgenomen in het grote verhaal van God met de mensen. Wij mogen onze verhalen aanleggen tegen het grote verhaal van de menswording van God. Zodat het licht van zijn verhaal schijnt door onze kleine verhalen heen. Dit maakt deel uit van ons geestelijk kapitaal. Al die verschillende verhalen, qua leeftijd, etnische achtergrond, spirituele beleving. Het zijn allemaal pareltjes, bijdragen aan het grotere geheel.
Moge het voorbeeld van Jezus ons inspireren om nog meer een gemeenschap van verhalen te worden.
Tot welzijn van ons zelf, maar ook als bijdrage aan de toekomst van Gods kerk en aan het heil van de wereld om ons heen.
Amen.
Jaap van der Meij