2018 Preek zondag 14 oktober Anna-Bonifatiuskerk

Beste Zusters en broeders,

‘Voor een kameel is het gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om in het Koninkrijk van God te komen,’ zo horen we in het evangelie, en dat is een heel uitdagende uitspraak van Jezus. Maar hoe uitdagend ze ook is, ze wordt bevestigd door de werkelijkheid. En die is, dat steeds minder mensen zich aangesproken voelen door God, door Jezus, door het geloof. De tijd, dat de kerken volliepen, is voorbij, het aantal praktiserende christenen is afgenomen, en daar zijn nauwelijks jongeren bij. Velen vragen zich af hoe dat mogelijk is, en wellicht geeft Jezus  antwoord op die vraag: omdat God en geloof vervangen zijn door rijkdom en bezit. De welvaart is vrij algemeen, de meeste mensen maken het goed tot zeer goed, we hebben een goed sociaal systeem: ziekenzorg en bejaarden-opvang zijn zeker niet slecht. De economie draait prima. De conclusie ligt voor de hand: de behoorlijk welvarende mens van vandaag heeft God en de hulp van God niet meer nodig. Dat doet me denken aan  mensen die  de oorlog meegemaakt hadden. zij waren maandenlang krijgsgevangen geweest en zij kenden dus de ellende van de oorlog en de naoorlogse tijd. En zij zeiden: ‘Als het weer oorlog was, zou de kerk weer vollopen. Want de mensen zouden het dan niet meer zo goed hebben als vandaag, en er zou weer veel misere zijn. En dan gaan de mensen wel naar de kerk: als ze in de misere zitten.’

Dat wil de rijke jongeling, uit evangelie, zeker niet: in de  misere zitten. Hij vraagt aan Jezus wat hij moet doen om het eeuwig leven te verkrijgen, en wellicht bedoelt hij: ‘om in de hemel te komen.’ Eigenlijk lijkt dat een merkwaardige vraag, want hij doet alles wat de tien geboden voorschrijven. Hij doet dus niets verkeerd, en toch voelt hij dat dit niet voldoende is. Want de hemel bereik je niet door niets verkeerd te doen, maar door veel goed te doen, en dat kan die jongeman alleen als hij afstand doet van zijn rijkdom en Jezus volgt. Maar dat is precies wat hij niet kan. Hij kan het echt niet aan om niet rijk te zijn. Daarop zegt Jezus hoe moeilijk rijken het hebben, waarbij opvalt dat Hij niet zegt ‘om het eeuwig leven te verkrijgen’, maar om ‘het Koninkrijk van God binnen te gaan.’

Want daar gaat het bij Jezus altijd om: om het Koninkrijk van God, en dat is geen synoniem van de hemel in het hiernamaals, maar van de hemel op aarde. Die hemel kan er alleen komen als we er met z’n allen aan werken. Als we dus allen leven naar dat ene gebod van Jezus, en dat is: ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf.’ Dat is heel wat meer dan wat de jongeling doet. Hij doet niets kwaads, maar hij doet eigenlijk ook niets goeds. Hij liegt niet, hij steelt niet, hij moordt niet, maar daar blijft het bij. En dat is voor Jezus totaal onvoldoende, want het is niet omdat je niet steelt, niet liegt, niet moordt en meer van die dingen  maar dat je bovenal van God houdt, en evenveel van je naaste houdt als van jezelf.

De tien geboden naleven is dus niet genoeg, het is pas genoeg als we die ene wet van Jezus volgen. En dat is niet gemakkelijk, want we leven in een wereld van  rijkdom en bezit, van genieten zonder zorgen, van alles alleen voor onszelf. We lezen in de krant, we horen op de radio, we zien op tv hoe ver anderen het gebracht hebben, en hoeveel die en die verdient – en dat gaat dikwijls om ronduit waanzinnige bedragen. We worden overspoeld door reclame, die ons een wereld voorspiegelt van supergezonde en superknappe mensen, en ze zijn supergezond en superknap omdat ze met die auto rijden, die parfum gebruiken, dat merk van kleding dragen. En  zo leef je  in die niet bestaande wereld, maar ver weg van de werkelijke wereld. En die werkelijke wereld is een wereld van geluk maar ook van ongeluk, van rijkdom maar ook van armoede, van prachtige natuur maar ook van vreselijke milieu-vervuiling, van gezondheid maar ook van ziekte en dood. Een wereld waar Jezus ons altijd opnieuw op wijst. Een wereld van: er niet alleen voor onszelf zijn, maar ook voor onze medemensen.

Beste Zusters en broeders, in de eerste lezing wordt de lof van de wijsheid bezongen. ‘Ik bad, en inzicht werd mij geschonken, ik smeekte, en de geest van  wijsheid kwam over mij,’ zo hoorden we. Wel, het zou mooi zijn, als ook wij zouden bidden dat de geest van wijsheid over ons komt. De wijsheid dat rijkdom en bezit geen doel, maar  middelen zijn.  Middelen om het doel te bereiken, en dat is: Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf. Alleen dan kunnen we het Koninkrijk van God binnengaan. Amen.

Pater James Arul