2018 Preek zondag 2 december Anna-Bonifatiuskerk

Overweging   Anna-Bonifatiuskerk, 2 december 2018

Jeremia 33:14-16; 1 Thessalonicenzen 3:12–4:2; Lucas 21:25-28, 34-36

Het evangelie gaat over de naderende komst van de Heer. Maar het is gek dat dat niets te maken lijkt te hebben met vreugdevolle verwachting en een vrolijk kerstfeest. ‘De mensen zullen in angst verkeren, radeloos zijn en het besterven van schrik,’ staat er, en dan komt de Mensenzoon. Dit zijn citaten uit de het Oude Testament en geen voorspellingen. Je kunt niet zeggen: die en die rampen zijn gebeurd, en dus moet het einde van de tijd nabij zijn. Ik zeg dit op autoriteit van de paus, dus het zal wel waar zijn, maar de paus zei er niet bij wat Jezus dan wel bedoelde. Waarom verbindt Hij zijn komst met zulke moeilijke tijden? Veel mensen denken daar heel anders over. Laatst las ik een gedichtje van Jan Terlouw over het tienjarige dochtertje van zijn buurman, dat overleden was. Terlouw vroeg met enige minachting aan God, of die misschien niet van dat meisje had gehouden. Anders had Hij dat overlijden en daarmee alle verdriet die dat had veroorzaakt, toch kunnen voorkomen. Voor veel mensen geven lijden en radeloosheid juist aan dat er geen God is en zeker niet dat Hij zal komen.

Jezus zegt meer dingen: “Zorg ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven.” Dat we niet te veel moeten drinken is duidelijk, maar we moeten ook voorzichtig zijn met de zorgen over ons leven, zoals over geld of over gezondheid. Dat ligt minder voor de hand, maar het sluit aan bij een bekende uitspraak in Mattheus. Daar zegt Jezus dat we ons geen zorgen moeten maken over wat zullen we eten of drinken of aantrekken. “Zoek het Koninkrijk en zijn gerechtigheid. Dan zal dat alles u erbij gegeven worden.” Om die gerechtigheid draait het hier ook. Als God zijn beloftes vervuld heeft, zal Jeruzalem volgens de eerste lezing als naam krijgen “Heer onze gerechtigheid”. In het evangelie zegt Jezus “Weest waakzaam”. En dat betekent dat we moeten luisteren naar wat de gerechtigheid vraagt. En volgens Jezus moeten we dan niet al te zeer letten op de zorgen over ons eigen leven.

Tsja. Laatst kwam ik ’s avonds op de Plantage Middenlaan een jongen van begin 20 tegen uit Ethiopië of Somalië of zo, Oost Afrika in ieder geval. Hij bedelde, maar het was een aardige jongen en we raakten in gebrekkig Engels in gesprek. Het was koud en regenachtig; de jongen zei dat hij geen slaapplaats had. Nou heb ik thuis nog wel een logeerkamer. Een definitie van gerechtigheid is dat je ieder het zijne moet geven. Het was wel duidelijk wat ik dan had moeten doen. Maar ik zei tegen hem dat ik hem geen onderdak kon geven, omdat Amsterdam een te gevaarlijke stad daarvoor was. Hij begreep dat; hij was erg aardig. Het eindigde ermee dat hij in de kou en nattigheid bleef, terwijl ik in een warm huis een bed over had, omdat ik bezorgd was over mijn veiligheid. Hoe kunnen we waakzaam zijn en doen wat de gerechtigheid vraagt? Hoe kunnen we de komst van de Heer verwachten, en de vrede en vrolijkheid, de verlossing die daarbij horen, terwijl er tegelijkertijd zoveel eenzaamheid en kou is, verdriet en radeloosheid, waar we zo treurig vaak niets aan kunnen doen?

Na de overweging zingen we het Zonnelied van Franciscus. Dat is een heel juichend lied, vol dankbaarheid tegenover God vanwege de pracht van de schepping. Daarom moet God geprezen worden. Toch heeft Franciscus het lied geschreven toen hij ernstig ziek was, aan het eind van zijn leven. Ruim 50 dagen had hij toen op bed gelegen, met een ernstige oogziekte waardoor hij het daglicht niet meer kon verdragen. ’s Nachts kon hij zelfs het licht van het vuur niet hebben. En hij werd geplaagd door muizen, ook overdag. En toen schreef hij dat juichende, dankbare Zonnelied. “Wees geloofd om broeder vuur”, staat er, terwijl Franciscus dat licht niet meer kon verdragen. En in de laatste strofe wordt God geprezen vanwege de dood, onze zuster Dood, staat in het origineel, omdat die ons eeuwig in God doet leven. Franciscus was duidelijk geen Jan Terlouw. Hij vroeg zich niet af hoe God het kon laten gebeuren dat hij zo’n vreselijke ziekte kreeg. Hij vroeg zich ook niet af of God wel van hem hield. Nee, Franciscus schreef het Zonnelied. Juist toen de dingen in het leven voor hem helemaal fout liepen, want het was wel duidelijk dat hij aan die ziekte zou overlijden, bleek God nabij.

Waakzaamheid, luisteren naar de gerechtigheid betekent dat je openstaat voor wat anderen nodig hebben. Daarvoor moet je de mensen met een liefhebbend oog bekijken, zoals Paulus vandaag zegt in de tweede lezing: moge de Heer u doen toenemen in liefde voor elkaar en voor alle mensen. Waar liefde is, is een oog: wie liefheeft, ziet wat er aan de hand is, en dan moet je inderdaad niet al gefocust zijn op de zorgen over het eigen leven, zoals een ziekte. Franciscus was te ziek om aan gerechtigheid te doen, maar ook die onmacht deed er voor hem niet meer toe. Ondanks pijn, uitzichtloosheid en machteloosheid, werd in het Zonnelied zelfs de huiveringwekkende dood tot “zuster Dood”, die liet weten dat God de mensen tot zich riep in zijn gemeenschap. Wie een dergelijk vertrouwen en een openheid voor God en daarmee voor de mensen en voor de hele schepping kan hebben, is al verlost, ook vòòr de dood. Het Zonnelied is het lied van de verloste mens.

Ik denk niet dat we kunnen verwachten dat de Mensenzoon op korte termijn uit de hemel zal neerdalen. Dat zal onze tijd nog wel duren. Wij kunnen de tweede komst van de Heer verwachten na de dood, als we uit de tijd vallen en in zijn gemeenschap hopen te leven. Maar, zoals Franciscus, kunnen we ook voor de dood dankzij de Geest deelhebben aan de dood en verrijzenis van Christus en van heel de schepping. We mogen hopen dat Christus zal komen en ons bij zich zal nemen, en voor sommigen al voor de dood. Dan begint de tweede komst van de Heer te lijken op de eerste komst in Bethlehem.

Het Zonnelied is niet alleen het lied van de verloste mens, maar ook het lied van de verloste schepping. We zingen straks; “Wees geprezen mijn Heer òm uw schepsel broeder Zon,” maar het Italiaans van Franciscus kan ook vertaald worden met “wees geprezen mijn Heer dòòr uw schepsel broeder Zon.” De hele schepping prijst God. Ook in tijden van eenzaamheid en verdriet, of in die van angst en radeloosheid, kunnen wij en kan de hele schepping God liefhebben en vertrouwen en erop hopen bij Hem te zijn. Ik denk dat Jezus in het evangelie rampzalige tijden noemt, omdat ook die Hem niet tegen kunnen houden. Juist dan zal Hij komen in macht en grote heerlijkheid. Kerstmis is veel meer dan een kerstboom en lekker eten, en zelfs meer dan de geboorte in Bethlehem. Als we leven in de hoop, de verwachting van de komst van Jezus, mogen we ons verheugen op de geboorte van een compleet nieuwe schepping. Kerstmis is een lofzang op de schoonheid en op de liefde die die verloste schepping uitstraalt en uitzingt.

Moge dan de Heer ons waakzaam houden, open voor zijn liefde, en doen leven in de vreugde van zijn komst.

Peter Commandeur