Overweging 29 april 2018 Anna-Bonifatiuskerk
Vroeger hadden wij een boomgaard. Daarin stonden appelbomen, perenbomen, kersenbomen, pruimenbomen; we hadden zelfs een perzikenboom. De zomer was altijd een drukke tijd. Die begon met de kersentijd in juni en juli. In augustus vielen de pruimen van de bomen en maakte mijn moeder jam. In september moesten we volop meehelpen met appels en peren plukken. Als de oogst was binnengehaald in de herfst en de bladeren van de bomen waren gevallen, was het tijd om te snoeien. Dan zijn de bomen in rust, ‘de bomen slapen’, zei mijn vader altijd. Als kind viel mij altijd op hoe hij met grote zorg de fruitbomen snoeide. Hij wist precies welke takken hij moest snoeien en welke niet. Overbodige zijtakken die geen vrucht konden dragen, verwijderde hij met zijn snoeischaar. Zo zorgde hij ervoor dat elke tak meer licht kon vangen en voldoende ruimte kreeg om in het voorjaar opnieuw vrucht te dragen.
Het beeld van de wijnstok kennen velen van ons alleen van onze vakantiereizen in de zuidelijke landen. We afreist naar het zuiden ziet daar vele wijngaarden.
Wanneer we de beeldspraak van de wijnstok en de ranken plaatsen in het leven van Jezus, dan zien we hem met zijn leerlingen op weg. Onderweg zien ze de vuren op de heuvels: vuren waarin de afgesneden ranken verbrand worden. Daarnaar kijkend begint Jezus iets te vertellen over de wijnstok en de ranken. Hij voelt aan dat er zware tijden zullen aanbreken, niet alleen voor hem maar ook voor zijn volgelingen. Er zullen dagen komen, waarop de gemeenschap van de leerlingen ernstig bedreigd wordt door vervolgingen van heersers. Zij beschouwden de eerste christenen als een gevaar voor de samenleving. En vooral voor de macht die zij bezitten, zij waren immers vol van zijn Geest en getuigden daarvan. Maar de grootste bedreiging komt in de ogen van Jezus van binnen uit: de christenen zullen elkaar gaan afvallen, zich van elkaar verwijderen en vervreemden. Jezus spreekt de leerlingen moed in: probeer met elkaar verbonden te blijven, laat elkaar niet los en blijf één met je oorsprong, de stam die leven geeft. Dan zul je het samen redden. En draag vrucht door de liefdevolle verbondenheid met elkaar te bewaren. Deze liefde is een teken van Gods nabijheid.
De bemoediging is tegelijk een waarschuwing: als je je oorsprong loslaat, als je mijn woorden niet meer serieus neemt en als je elkaar in de steek laat, zal je leven onvruchtbaar worden. En daarmee wordt de gemeenschap aangetast.
Zoals de ranken niet kunnen bloeien en vrucht dragen zonder verbondenheid met de stam en met elkaar, zo zal er geen toekomst zijn voor de gemeenschap, als je niet verbonden blijft met elkaar en daarin met de Levende in jullie midden.
Maar wat betekent die verbondenheid voor ons en wat zijn de consequenties ervan voor ons handelen? U hebt vast wel eens gehoord van Dominee Visser van de Paulus’ kerk in Rotterdam. Hij was een omstreden figuur binnen de gemeente Rotterdam, maar ook binnen zijn eigen kerk. Jarenlang heeft hij onomwonden gepleit voor ruimte en levenskansen voor drugsgebruikers, zwervers, uitgeprocedeerde asielzoekers en andere weinig geliefde burgers van zijn stad. Wanneer hij kritiek ontmoette, was zijn reactie bijna altijd zoiets als: ‘wanneer wij ons christenen ons niet echt bekommeren om deze mensen, verliezen wij de kern van waar het in het geloof om gaat. Zou Christus het werkelijk anders bedoeld hebben, toen hij het had over de inzet voor de armsten? En waar zijn wij als we niet vrucht dragen door een liefdevolle verbondenheid?’ En dan klinken de woorden van Jezus: ‘wie dan blijft met mij, zoals ik met hem, die draagt overvloedig vrucht.’
In deze tijd zijn de armsten onder ons niet alleen de zwervers, maar ook de ouderen. In deze kerk hebben zij gelukkig een voorname plaats. Maar we weten dat er voor hen nauwelijks meer een plek is in de verzorgingshuizen, vanwege alle bezuinigingen die hebben plaatsgevonden. Het is voor onze regering gemakkelijker de grote multinationals vrij te stellen van anderhalf miljard euro dividendbelasting, dan om anderhalf miljard euro te steken in goede zorg voor de ouderen. Het gevolg van deze keuze is dat zij langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen waar ze soms verstoken zijn van goede zorg. Ik weet dat er parochianen zijn in de Anna Bonifacius kerk, ook de negentig plussers, die de ouderen van deze parochie blijven bezoeken, ook al wonen ze aan het andere einde van de stad. Zij doen er alles voor dat deze oudere parochianen betrokken blijven bij de geloofsgemeenschap.
Ik hoop dat onze geloofsgemeenschappen ‘vriendelijk’ mag zijn voor de kwetsbare ouderen, ook voor ouderen met dementie. Een vriendelijke geloofsgemeenschap betekent niet alleen dat we aardig voor hen moeten zijn en voor hen moeten zorgen, maar ook dat zij een volwaardige plek houden. Zij zijn immers een spoor van God. In een ontmoeting met hen laat God zich ontmoeten.
De kwetsbare mens als spoor van God
Als juist de kwetsbare mens een spoor van God is,
dan betekent dit ook dat God met de ogen van de kwetsbare mens ons aankijkt.
God kijkt, hoort en ziet vanuit de positie van een weerloze
naar ons en naar onze wereld.
Met de ogen van een vreemde, van een kwetsbare, kijkt God ons aan.
Dat, en juist dat geeft een enorme diepte aan ons bestaan!
Zo wordt elk mens de moeite waard.
Moge het zo zijn
Pastor Kitty Bouwman