2018 Preek zondag 6 mei Gerardus

Hand. 10, 25-26. 34-35. 44-38 – 1 Joh. 4,7-10 – Johannes 15,9-17 – Ps. 98 (97)

Lieve mensen,

De lezingen van deze zondag zijn alle drie mooie teksten, maar het einde van het evangelie plaatst mij toch voor een probleem. We weten allemaal dat je liefde niet kunt afdwingen. Toch noemt Jezus liefhebben vandaag een gebod, iets dat je moet doen. Hoe kunnen liefde en gebod samengaan?

Een eerste stap naar een antwoord is ons verdiepen in de Bijbelse achtergrond. Wij leven tegenwoordig in een emo-cultuur waarin gevoel soms belangrijker lijkt dan denken of doen. Maar hoe zit het in de Schrift? Wat betekent liefhebben daar? In de Bijbel gaat het om meer dan warme gevoelens, het gaat erom dat je de ander goed behandelt. Wat is ‘goed behandelen’ eigenlijk? Jezus geeft ons de gouden regel mee: ‘Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dit ook een ander niet!’ Dit is liefhebben in een notendop. Jezus geeft ons ook nog een positieve variant mee: ‘Zoals jij wilt dat de mensen jou behandelen, behandel jij de mensen op dezelfde manier!’ De conclusie is duidelijk: gevoel kun je niet afdwingen, maar ‘goed handelen’ kan wel degelijk een gebod zijn.

Een tweede stap kunnen we zetten wanneer de inzoomen op het woord gebod. Wat is een gebod eigenlijk in de Bijbelse en Joodse traditie? Tegenwoordig ligt de nadruk sterk op de vrijheid van het individu. En dat is goed. Maar hierdoor zijn we geneigd om wetten en geboden vooral te zien als inperking van onze vrijheid. Een extreem voorbeeld is het geval dat het personeel van brandweer en ambulance bekogeld wordt terwijl hun werk doen om mensen te redden. En waarom? Omdat ze de belichaming zijn van de overheid. Wanneer dít gebeurt, zijn we duidelijk te ver doorgeschoten. De Bijbel denkt vanuit een heel ander beeld van mens en maatschappij. De wetten zijn er om de mens te beschermen, de zwakke tegenover de sterke, de minderheid tegenover de meerderheid. De Bijbel is fel gekant tegen een macho samenleving die gebouwd is op het recht van de sterkste, op de wet van de jungle. Voorschriften en regels zijn er om het leven beschermen. Precies daarom worden de geboden ervaren als een geschenk uit de hemel, als een concreet teken van Gods liefde en van Zijn wijsheid. In de Bijbelse en Joodse traditie gaan liefde en gebod heel goed samen, sterker nog: ze horen bij elkaar.

“Liefde is concreet”, leerde ik van een oude pater, “het gaat erom, wat je doet!” Dit brengt ons bij de vraag: hoe behandelen we elkaar goed? Daarover gaat de eerste lezing, uit de Handelingen van de Apostelen. Centraal staan twee figuren: Petrus en Cornelius. Het verhaal is eigenlijk veel langer. Vandaag horen we alleen de belangrijkste verzen. Beide mannen leefden tot dan toe in twee totaal verschillende werelden. Petrus kennen we: hij is de voornaamste leerling van Jezus, de eerste mannelijke getuige van de opstanding en de leider van de christelijke gemeenschap. Van oorsprong een visser met een vrome Joodse opvoeding. Cornelius is een Romeinse soldaat, ook een leider, namelijk over honderd man. Hij is een heiden, dat wil zeggen: hij staat buiten het Joodse volk en – tot dan toe – buiten de geschiedenis van God met de mensen. Maar Cornelius heeft wel belangstelling voor de Ene, Levende God. Hij nodigt Petrus uit om bij hem te komen.
Als vrome Jood wil Petrus eerst niet naar Cornelius toegaan, maar een hemels visioen trekt de apostel over de streep. Petrus ontmoet Cornelius en zijn hele huishouden, vrouwen en slaven incluis. Dan ziet Petrus hoe de heilige Geest ook vaardig wordt over hen. Nu vallen Petrus de schellen van de ogen en hij zegt: “Aan deze heidenen kunnen wij het doopsel niet weigeren, want ook zij hebben de heilige Geest ontvangen net als wij Joden”. Vanaf dit moment breidt het Evangelie zich uit onder alle volken: de grens tussen Joden en niet-Joden wordt overschreden. Wat Petrus moest leren, is ruimte maken in zichzelf, in zijn denken en voelen. Ruimte maken voor anderen, buitenstaanders, voor mensen die anders zijn opgevoed dan hijzelf. Ruimte geven aan de ander is een kenmerk van liefhebben.

Een ander kenmerk van liefhebben is loslaten. Elke opvoeder – ouder, leerkracht of vrijwilliger bij de sportvereniging – weet dit uit eigen ervaring. Wanneer een kind leert lopen, moet je het loslaten. Gelukkig zijn er twee ouders. Moeder laat het los, het kind zet een paar wankele stapjes, terwijl vader zijn armen uitstrekt om het kind op te vangen. Loslaten, maar wel erbij blijven. In de pubertijd gebeurt dit op een andere schaal. Je houdt je hart vast, maar je moet je kind loslaten. En ze opvangen wanneer ze ergens hun neus gestoten hebben.

Loslaten moet we ook aan het einde van het leven. Wanneer iemand ernstig ziek is, in de laatste levensfase, moeten we iemand loslaten. Dit is het moeilijkste wat er iets. Een geliefd mens loslaten in de dood. Wij beleven dit nu allemaal rond pastor Leo. We moeten hem loslaten, terwijl we met hem verbonden blijven in het gebed. We mogen erop vertrouwen dat God hem opvangt.

Pater Henri Nouwen vertelde ooit een mooi verhaal dat gaat over loslaten en opvangen. In zijn jonge jaren trok hij mee met een circus. Op een dag sprak hij met één van de jongens van het trapezenummer. Die zei: “Iedereen denkt altijd dat ik de grote kunstenaar ben, omdat ik de sprong waag. Maar de echte held is mijn collega die mij opvangt. Ik hoef niets te doen dan door de lucht te zweven. Hij zorgt ervoor dat hij op het juiste moment daar is en mij vastpakt.” Pater Nouwen zei: “Zo is het ook met God: in het beslissende moment vangt Hij ons op”.

Als u het goed vindt, wil ik nog even terug … naar de liefde die ruimte geeft aan de ander. Verbonden blijven en tegelijk ruimte geven. Elke relatie staat of valt hiermee. Ook elke gemeenschap.
In de voorbereiding op Pasen hebben we met een aantal mensen geschilderd. Allemaal hebben we stukjes bijgedragen aan de vastendoek. Onder leiding van Tessa en Uschi. Het resultaat ziet U hier achter mij aan de muur ‘ter rechterzijde van het altaar’. Ruimte geven en luisteren naar elkaar.
Een maand eerder zijn we met een groepje lectoren naar het Tropenmuseum gegaan, naar de tentoonstelling over slavernij en de doorwerking hiervan tot op vandaag. Na de rondleiding hebben we met elkaar gepraat.
Door dit bezoek en gesprek ben ik mij meer bewust geworden van de diversiteit in de parochie van Gerardus en Anna-Bon. Dit heeft een vraag losgemaakt bij mij: Hoe kunnen we in de parochie nog meer ruimte geven aan elkaar en aan het bijzondere verhaal dat ieder van ons meebrengt? Zoals Petrus en Cornelius hebben gedaan. Zoals Jezus heeft gedaan met zijn leerlingen.
Moge die Geest van God straks met Pinksteren nog meer over ons vaardig worden. Amen.

Jaap van der Meij