2019 Preek zondag 1 september Anna-Bonifatiuskerk

Overweging zondag 1 september 2019 in Anna-Bonifatiuskerk

Laatst stond ik voor de lift in een verpleeghuis. Het was rond het middaguur. Verschillende bewoners in rolstoelen stonden al enige tijd te wachten op de lift die hen naar hun eigen appartement zou brengen. Het duurde nog al lang voordat de lift kwam. En ondertussen stonden er niet alleen bewoners, maar ook verzorgers, een fysiotherapeut, een psycholoog en een arts. En die hadden natuurlijk allemaal haast, want tijd kost geld. Eindelijk was de lift er. En toen gebeurde het. Terwijl de bewoners het langst stonden te wachten, kropen de verzorgers en behandelaars er het eerste in. De arts riep: dit kunnen we toch niet maken. De bewoners hebben toch voorrang. Zij stonden als eerste te wachten en niet wij. En ze had helemaal gelijk. Het was een beschamende vertoning.

Dit gebeurt niet alleen in een verpleeghuis, het gebeurt nog op veel meer plaatsen. Voorkruipen, de plaats van anderen innemen, gebeurt overal. Dat is van alle tijden.

De strijd om de beste plek begint al vroeg, in de zandbak. Er zijn kinderen die zichzelf erg voornaam vinden, en die graag de baas over anderen willen spelen. Niet alleen kinderen, maar ook volwassenen. Er zijn mensen die zich omhoog werken ten koste van anderen. Soms zien we dat mensen een hoge positie bereiken op de maatschappelijke ladder door heel wat ‘gelobby’ en door ellebogenwerk te gebruiken. Ze komen op hoge posities terecht maar hebben eigenlijk geen hart voor de zaak. Bovendien missen ze de kennis die nodig is om een dergelijke positie te vervullen. Het gaat hen dan om aanzien, het veilig stellen van hun positie en natuurlijk om het geld. Dit zien we overal om ons heen: in de samenleving, in de politiek, ook in de kerk en in religieuze ordes.  

Dit zag Jezus voor zijn ogen gebeuren. Hij was door een van de leiders van de farizeeën uitgenodigd voor een maaltijd. Hij keek goed om zich heen. Dat doen wij ook, als wij ergens zijn. Het blijft boeiend om mensen te bekijken. Alle mensen hebben iets grappigs en eigenaardigs, iets goedigs, en altijd iets wat niet perfect is. Zo zag Jezus dat de farizeeën de beste plaatsen aan tafel uitzochten. Daar waren ze blijkbaar op uit: ze wilden gezien en geprezen worden. Dan vertelt Jezus het verhaal over een bruiloft. Hij neemt geen blad voor de mond.

Tegen de genodigden zegt hij: ‘ga niet op de beste plek, naast de gastheer, zitten. Want wie zich verheft zal vernederd worden, en wie zich bescheiden opstelt, zal liefde ontvangen.

En dat hebben we vaak gehoord: ‘wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden’. We hebben moeite met: ‘jezelf vernederen’. Jezelf vernederen roept een sfeer op van onderdanigheid, je kop buigen voor anderen die de baas over je spelen. En dat willen we niet. De eigenlijke betekenis van het woord nederigheid heeft met grond te maken. Nederigheid (humilitas) is afkomstig van het Latijnse ‘humus’ dat grond betekent. Het heeft ook met het woord ‘humaan’ te maken, menselijkheid. Nederigheid is ‘in je eigen grond’ staan, trouw zijn aan wie je bent. Nederigheid staat in tegenspraak met jezelf opblazen in zelfgenoegzaamheid en verwaandheid. Nederigheid is een houding van bescheidenheid, ootmoed. We hoeven ons niet groter en hoger voor te doen dan we zijn. We hoeven ons ook niet kleiner en lager te maken dan we zijn. We mogen onszelf zijn, en dicht bij onszelf blijven. We hoeven niet perfect te zijn. We mogen onze gebreken en kwetsbaarheid laten zien. Dat zal ons goed doen, ook als gemeenschap van gelovige mensen. Je bent waard wat je waard bent in de ogen van God. Dat is wat anders dan hoog van de toren blazen. De tegenstelling tussen degenen die zich opblazen en degenen die nederig zijn roept het Magnificat van Maria in herinnering: Machthebbers stoot hij van hun troon, en de nederigen geeft hij een hoge plaats.

Met deze houding leert Jezus ons bescheiden op te stellen. Bescheidenheid maakt ons open voor anderen. Dan zijn we niet alleen gericht op ons zelf, maar hebben oog voor onze medemensen, die we het beste gunnen. We scheppen ruimte voor anderen, ook voor God. We buigen vol ontzag voor het goddelijke geheim dat ons draagt en ons te boven gaat. Daar roept Jezus ons toe op: weet je in alle eenvoud te buigen voor waar het leven om vraagt. Blijf overeind waar het onrecht je dreigt te kleineren. Blijf met beide benen op je eigen grond staan. Weet te onderscheiden waar je wel en waar je niet voor moet buigen. 

Deze houding beoogt Jezus met zijn verhaal over de gasten op de bruiloft. Met dit verhaal roept hij ons op niet alleen onze familie, vrienden, buren en bekenden uit te nodigen. Hij wil dat ook oog hebben voor mensen voor wie geen plek is in onze wereld: de armen, de vluchtelingen, de gehandicapten. 

Met dit verhaal verwijst hij naar het koninkrijk van God waar iedereen voor uitgenodigd is. Jezus verlangt ernaar alle mensen samen te brengen aan één tafel, niet alleen nu, maar tot in eeuwigheid: ‘ik ga heen om voor jullie allen een plaats te bereiden!’ Bij Jezus is iedereen welkom. Voor iedereen is er een plek aan tafel. In zijn wereld is er ruimte voor alle mensen.

Die ruimte gun ik u van harte. Moge het zo zijn.

Gelezen uit Sirach 3, 17-18 + 20 + 28-29 en Lucas 14, 1 + 7-14

Dr. Kitty Bouwman