2019 Preek zondag 10 februari Gerardus Majella

U heeft vast wel eens meegemaakt dat u te horen kreeg: ‘u bent de juiste persoon op de juist plaats, u komt als geroepen!’ Dit betekent meestal ook dat je meteen de handen uit de mouwen kunt steken. Op deze wijze worden wij ergens toe geroepen.

Roeping is een woord dat veel associaties oproept met het religieuze leven. We horen het vaak in verband met een klooster en een kerk: mensen worden geroepen tot kloosterling of tot pastor. Toch is het woord ‘roeping’ niet exclusief gereserveerd voor een taak in de kerk of een klooster. Als we het woord roeping opzoeken in een woordenboek vinden we een bredere betekenis. Roeping wijst op de eerste plaats op de oproep van de mens om tot zijn of haar bestemming te komen. Dat is worden zoals je eigenlijk bedoeld bent. Roeping betekent ook ‘ergens toe geroepen zijn’: we zijn bestemd tot de vervulling van een bepaalde levensopdracht, zoals zieken verzorgen, kinderen lesgeven, brood bakken, huizen bouwen, kennis doorgeven. De derde betekenis is je innerlijk geroepen voelen tot een bepaalde taak. Denk hier aan vrijwilligerswerk: leesmoeder, lector, organist, de zorg voor de bloemen, ouderen bezoeken. Zou u op grond hiervan van u zelf kunnen zeggen dat u een roeping heeft?

De verhalen die we zojuist hebben gehoord gaan het over een bijzondere roeping. Daarin wordt verteld over een ervaring van het mysterieuze, die ieder van ons kan overkomen. Deze ervaring gaat ons te boven, en brengt ons tot een besef dat niet wij het zijn die onszelf gemaakt hebben, maar dat wij ons leven hebben te danken. Aan wie of aan wat? We weten het niet en toch zoeken we naar taal en symbolen om datgene wat ons overstijgt onder woorden te brengen.

Dat lijkt op wat Jesaja is overkomen. Terwijl hij in de tempel is, wordt hij overweldigd door de werkelijkheid van God, die zich aan hem openbaart. Hij ziet engelen met vleugels die zich bewegen tussen hemel en aarde. Deze engelen brengen dank aan God die hen overstijgt: heilig, heilig, heilig, zingen ze uit. Het is alsof Jesaja meemaakt wat eerder ook Mozes bij zijn ontmoeting met God meemaakte, toen bij het brandende braambos. De grond waarop hij stond was heilig en daarom deed hij zijn sandalen uit. Hij ervoer eerbied en ontzag vanwege het goddelijke van deze ervaring. Dat zien we ook gebeuren bij Jesaja.

Tijdens het visioen dat hij krijgt, wordt de tempel gevuld met rook, en dat niet alleen. De hele tempel staat op zijn grondvesten te wankelen. Ook Jesaja wordt door elkaar geschud. Dat roept angst op en beven. Hij denkt zelfs dat hij eraan onderdoor zal gaan. Dan komt er een engel met een tang met een gloeiende kool op hem af. Als deze engel zijn mond aanraakt, beseft hij zijn onreinheid en zijn tekorten: ‘help, ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen.’ Op deze wijze wordt hij gezuiverd. Deze zuivering is nodig om hem zover te krijgen dat hij het aandurft om zijn ervaring met anderen te gaan delen. Het volk moet tot hetzelfde inzicht komen: een besef van hun tekorten en daarmee de noodzaak van verzoening. God verlangt naar een relatie met zijn volk en wil met hen zijn. 

Ook het verhaal over de vissers gaat over roeping. Zij worden geroepen terwijl ze gewoon hun werk doen. Het verhaal begint met de vissers die bezig zijn hun netten te spoelen bij in inham van een meer van Gennesaret. Terwijl zij aan het werk zijn, geeft Jezus daar op dat strand onderricht. Dat is wel een hele ongewone plaats om mensen te onderrichten. Je zou verwachten dat Jezus dat zou doen in een synagoge, maar we weten dat hij daar uitgegooid is.  De mensen weten wie hij is en daarom volgen ze hem.

Terwijl Jezus onderricht geeft, zijn er zoveel mensen naar hem toegekomen dat ze elkaar verdringen. Daarom doet Jezus een beroep op de vissers. Als hij in een boot zit, vindt hij een goede akoestiek. Hij heeft dan geen geluidsinstallatie nodig, want water versterkt het geluid. In vroegere tijden – toen er nog geen geluidsinstallatie bestond – hadden de theaters een ruimte tussen het toneel en het publiek. Daar stroomde water, dat diende om het geluid te geleiden. Jezus weet daar blijkbaar van. Hij vraagt of hij gebruik mag maken van een van hun boten. De vissers vinden het prima, en varen met hem een eindje van het land weg, en daar vervolgt hij zijn onderricht aan de vele mensen die zijn samengekomen om naar hem te luisteren. 

Dan gebeurt er iets bijzonders. Jezus spreekt Simon aan op zijn beroep. Dat is een slimme zet, want mannen praten nu eenmaal graag over hun werk. Maar toch moet Simon wel even slikken als Jezus zich op zijn terrein begeeft. Bovendien wekt Jezus de suggestie dat hij beter weet dan hij als ervaren visser hoe hij vis moet vangen. Tegen zijn ervaring als visser in, geeft Simon gehoor aan de absurde opdracht van Jezus om naar het diepe te varen en daar zijn netten uit te gooien. Dan gebeurt er wat hij niet verwacht. De vangst overtreft de stoutste verwachtingen: ongelofelijk veel vis. Hij gaat door zijn knieën voor Jezus. Hij ervaart de kracht van Jezus, een kracht die hem verre te boven gaat. Deze kracht komt zo dichtbij dat hij het verschil beseft met het leven dat hij altijd geleefd heeft: ‘Heer ga, van mij weg, ik ben een zondig mens.’

Tegelijkertijd wordt hij er zo door geraakt, dat hij de stap durft te zetten om Jezus te volgen. Hij verwisselt zijn bestaan als visser naar dat van ‘visser van mensen’. Dat is een mooie beeldspraak, maar die kan ook misverstaan worden. Mensen moeten zich niet gevangen voelen, als vissen in een net. Het gaat er om dat hij gehoor geeft aan Jezus en iets van zijn inspiratie doorgeeft aan mensen om hem heen.

Kunnen wij nu ook iets van roeping ervaren? Uit de roepingsverhalen van Jesaja en Simon komt naar voren dat we het niet ver moeten zoeken. Als God ons roept, zou dat heel goed kunnen gebeuren in onze eigen leefwereld. Dat kan de wereld zijn van je dagelijkse werk, zoals bij Simon Petrus; het kan ook een kerkelijke omgeving zijn, of een andere plek waarin we ons spiritueel thuis voelen, of in onze eigen woning. Het kan overal gebeuren. We hoeven er niet eerst voor te gaan bidden. Het overkomt ons, juist wanneer we er niet op bedacht zijn. Dan gebeurt het.

De verhalen over Simon en Jesaja laten zien dat we niet te gering over onszelf hoeven te denken. Soms is een engel of een andere boodschapper nodig om ons dat duidelijk te maken. We mogen er zijn, zoals we zijn.

Durven wij onze netten uit te gooien in het diepe. Durven wij over de grenzen van onze Gerardus Majella heen te kijken? Zijn wij bereid onze grenzen te overschrijden, de ramen en deuren te openen voor andere gelovigen uit het parochieverband Franciscus en Clara? Gaan wij de dialoog met hen aan? Ik vermoed dat deze samenwerking al enige tijd gaande is.

Bij het uitgooien van onze netten in het diepe water gaat het niet alleen over het overschrijden van grenzen tussen parochies en geloofsgemeenschappen, maar ook over het overschrijden van grenzen tussen sociale groepen, grenzen tussen mensen met verschillende culturele achtergrond, maar ook over gelovigen uit verschillende religieuze tradities. En niet te vergeten: grenzen tussen de seksen, tussen mannen en vrouwen.

Het doel van deze grensoverschrijding is niet het brengen van God naar de goddelozen, maar het zoeken van God onder anderen. Ieder mens is een vindplaats van God. Gods aanwezigheid gaat vooraf aan alle missionaire activiteit. God was immers al aanwezig onder hen sinds de grondvesting der aarde. Ik hoop dat de dialoog met anderen – vanuit deze visie – vruchtbaar mag zijn voor iedereen.

Dr. Kitty Bouwman