Overweging op de 15e zondag door het jaar, 14 juli 2019
Lezingen: Deuteronomium 30, 10-14 en Lucas 10, 25-37
Zusters en broeders,
De klemtoon is van belang voor de betekenis van een zin. Verleg je de klemtoom, dan verandert de betekenis. Dat is ook in het evangelie van vanmorgen aan de hand. Het begint met een wetgeleerde, dat is iemand die gestudeerd heeft op de wet van Mozes, de religieuze wetten van het volk Israël. De wetgeleerde wil Jezus op de proef wil stellen. Dat op de proef stellen is niet OK. De enige andere keer dat Jezus op de proef wordt gesteld is door de duivel in de woestijn. Voor ons, lezers en hoorder van het verhaal, betekent het ook dat er iets spannends gaat gebeuren.
De wetgeleerde begint een debat met Jezus. ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Wij zouden misschien zeggen: ‘Wat moet ik doen om een goed mens te zijn?’ Goede vraag. Die vraag zou ik ook wel willen stellen.
Jezus heeft de wetgeleerde door en antwoord met een tegenvraag: ‘wat denk je zelf?’ De wetgeleerde antwoordt: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ ‘Als je dat doet is het goed’, zegt Jezus.
Daar staat de wetgeleerde met zijn bedoeling om Jezus op de proef te stellen. Zijn aanval is door Jezus prima opgevangen. De wetgeleerde verliest het debat tot nu toe glansrijk en daarom komt hij met een vervolgvraag: en wie ìs mijn naaste? Daar heb je de klemtoon. Zijn vraag kan ook zijn: wie is mìjn naaste? Dan wordt de vervolgvraag van de wetgeleerde: wat betekent dat voor mij: God beminnen en je naaste als jezelf? Het lijkt erop alsof het antwoord dat hij gaf op zijn vraag naar het eeuwige leven voor hem theorie is. Hij heeft gestudeerd, hij kent zijn catechismus, maar om daar iets mee te doen in het leven van alledag is een heel ander verhaal. En dat is de laatste 2000 jaar ook niet veranderd, volgens mij.
Dan vertelt Jezus een verhaal. Er was een man op weg van Jeruzalem naar Jericho. Jeruzalem ligt hoog in de bergen, Jericho onder zeeniveau. Kortom, het is een steile weg door bergen, ideaal voor mensen met slechte bedoelingen. De man die op reis was wordt inderdaad overvallen en geplunderd. Hij blijft half dood achter. Wie gaat hem helpen? Er komen twee mannen langs die toch zeker weten dat ze hun naaste moeten liefhebben als zichzelf, maar ze helpen niet. Daar kunnen best redenen voor zijn: bang, druk of misschien hadden ze gewoon niets bij zich om mee te kunnen helpen. Wat ook de reden is: ze helpen niet.
Dan komt er iemand van wie niemand verwacht dat die gaat helpen: een Samaritaan. Tussen de Joden en de Samaritanen bestond een diepe vijandschap. Maar de Samaritaan krijgt medelijden met de man die overvallen was en helpt hem wèl, en niet zo’n beetje ook. Jezus eindigt met een vraag: wie was de naaste van de man die overvallen was?
Ik vind dat een heftige vraag. Die vraag betekent dat je niet zelf kunt kiezen wie je naaste is. Het gaat er niet om wie jouw naaste is, het gaat erom voor wie jij naaste kunt zijn. De mensen voor wie jij naaste kunt zijn zie je als je je ogen open doet. In je huis, in je stad, in je land, in je wereld.
De Samaritaan werd de naaste van de man die overvallen was, want hij kreeg medelijden. Hij zag de situatie, begreep wat gedaan moest worden en deed dat. Misschien omdat hij zelf ook wel eens was overvallen of omdat hij begreep dat ook hij zelf een keer slachtoffer zou kunnen worden. In ieder geval drukte hij zijn medelijden niet weg met allerlei ja-maren. Het doet me denken aan de eerste lezing: de geboden die Ik u heden geef zijn niet te zwaar en ze liggen niet buiten uw bereik. Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. De Samaritaan liet zijn hart spreken.
Als je niet zelf bepaalt wie je naaste is, is dat in zekere zin gemakkelijk. Je hoeft niet te zoeken of na te denken. Je hoeft alleen je ogen maar open te doen. Het is ook confronterend: wij kunnen voor iedereen een naaste zijn, maar we kunnen niet alle ellende die er in de wereld is oplossen. Wij worden geconfronteerd met ons tekort. Pijnlijk.
Waar haal je de inspiratie vandaan om naaste te zijn? Toen ik bezig was om de liederen voor deze viering uit te zoeken, viel mijn oog op: Gij zijt voorbij gegaan. Jezus komt voorbij in ons leven, zoals de barmhartige Samaritaan. Hij wil onze naaste zijn en deelt zijn leven met ons in de eucharistie en in de communie. Dat Jezus onze naaste mag zijn en ons inspiratie kracht geeft om de naaste te zijn van velen.
Amen
Hans Mesdag