OVERWEGING op de zevende zondag door het jaar, 24 februari 2019, Gerardus Majella
Lezingen: 1 Samuel 26, 2.7-9.12-13.22-23 en Lucas 6, 27-38
Zusters en broeders,
Alweer lang geleden, ik denk dat het begin jaren 80 was, raakte ik met een aantal medestudenten in gesprek over het gezegde ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Ik vond dat gezegde afstandelijk klinken, net alsof je maar beter niets met elkaar te maken kunt hebben. In de discussie probeerde ik het gezegde positief te formuleren: ‘wat gij graag wilt dat u geschiedt, onthoud dat ook een ander niet’. De meesten waren het niet met me eens: ‘als jij iets mooi of fijn vindt, hoeft een ander dat toch niet ook mooi of fijn te vinden?’ Ik had die vraag helemaal niet aan zien komen en ik ben geen goede debater, dus ik was uit het veld geslagen. Van hoe het gesprek verder ging herinner ik me niets meer. Zo werden ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet’ en ‘wat gij graag wilt dat u geschiedt, onthoudt dat ook een ander niet’, voor mij speciale teksten. Teksten om nog eens over na te denken.
Vandaag is er ruim aanleiding om dat te doen. Want in het evangelie zegt Jezus: ‘zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet ook gij hen behandelen’. Daar is mijn tekst. Maar er staat nog veel meer in de lezing, en dat maakt het voor mij onduidelijk. Waar gaat het eigenlijk over?
Bij onduidelijkheid vind ik het altijd fijn om in het evangelieverhaal een stapje terug te doen en te kijken wat er aan de lezing vooraf gaat. Even een aanloopje nemen.
Jezus komt samen met zijn leerlingen op een plaats, een veld waar heel veel mensen zijn. Ze willen genezen worden, en dat gebeurt ook. Dan spreekt Jezus al die mensen toe. Onze evangelielezing is het tweede deel van zijn toespraak. Het gaat over: bemint uw vijanden, doe goed en geef zonder terug te verwachten. Dàn zal je loon groot zijn en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste genoemd worden.
Wat Jezus hier zegt doet me denken aan het tweede gebod: Heb uw naaste lief als uzelf. Misschien kun je de woorden van Jezus wel vooral beschouwen als een bezinning op het tweede gebod en veel minder als een lijst van wat moet en niet moet. Hij noemt situaties waarin dat gebod moeilijk is: heb uw naaste lief als uzelf, maar wat moet je doen als je wordt geslagen? Maar wat moet je doen als je wordt bestolen? Maar wat moet je doen als.. vult u zelf maar aan.
Wees barmhartig, zoals uw vader barmhartig is. Dat zegt Jezus. Hij nodigt ons uit om barmhartig te zijn en op zoek te gaan naar datgene waarvoor we echt loon verdienen. Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Stap de grens naar je medemens over. Kunnen we alvast laten zien dat uiteindelijk het goede het kwade zal overwinnen? Kunnen we de barrières en grenzen met onze naasten overwinnen?
Wat me aanspreekt is dat het initiatief bij onszelf ligt. Je kunt zelf de eerste stap zetten en besluiten kwaad met goed te beantwoorden. Die mogelijkheid raak je niet kwijt. Als het kwaad de wereld uit moet, kan dat met onze eerste stap beginnen. Wees barmhartig zoals uw vader barmhartig is, op een manier die bij jou past.
Jezus heeft het over de ondankbaren en de slechten. Helaas, dat zijn niet alleen maar de anderen. Gelukkig is er bij de Allerhoogste ook plaats voor hen. Het betekent ook dat we uit ervaring weten hoe ver je soms van barmhartigheid verwijderd kan zijn en hoe nodig het dan is dat iemand die eerste stap zet.
Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij het hun doen. Die wederkerigheid zit ook in het slot van de evangelielezing: geef, en u zal gegeven worden, de maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken. Een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat. Als de maatbeker niet groot genoeg is, en als je er wat indoet zonder aan te drukken en een beetje te schudden, kan er veel minder in dan de bedoeling is. Dan krijg je niet het volle pond. Bij God gaat het niet zo. Degenen die barmhartig zijn zal Hij een volle maat in de schoot storten.
Amen
Hans Mesdag