2019 Preek zondag 26 mei Anna-Bonifatiuskerk

Overweging bij Handelingen 15:1-2, 22-29; Apokalyps 21:10-14, 22-23; Johannes 14:23-29

Een bekende theoloog, een zekere Loisy, heeft een keer gezegd dat Jesus het koninkrijk Gods verkondigde, maar wat er kwam was de kerk. De lezingen vandaag herinnerden mij aan die uitspraak. De eerste lezing beschrijft het begin van de kerk. Dat gaat over samenwerking. Onze parochie zit ook in een Samenwerkingsverband met de parochies in Amsterdam Oost, Diemen en Duivendrecht. Maar 1900 jaar geleden ging het ook al over samenwerking, zij het toen met het Jodendom. Jesus en de leerlingen waren tenslotte Joden en het Christendom is begonnen als een Joodse afsplitsing. In het eerste begin van de kerk ging het erover hoe ver het zou gaan met het afsplitsen en samenwerken. En zulke dingen gaan nu eenmaal gepaard met geruzie en vergaderingen. De lezing eindigt met een besluit waarin geprobeerd werd om de mensen die voor en die tegen de aansluiting bij de Joden waren, bij elkaar te houden. Geen besnijdenis voor de Christenen was een forse stap maar daarbij moesten ze nog wel bepaalde Joodse spijswetten onderhouden. En dan waren er nog twee algemene verboden waar niemand op tegen kon zijn: geen ontucht en niet meedoen met de heidense religieuze maaltijden. Ik denk om het geheel meer aanvaardbaar te maken, want er was vast geen partij die zich voor de ontucht inzette. Dat is de kerk: nuttig maar weinig verheven.

De tweede lezing is veel mooier. Het Hemelse Jeruzalem daalt neer uit de hemel, stralend van Gods heerlijkheid, schitterend als edelstenen. Er is niet eens een tempel daar, want God is haar tempel. Dat betekent dat we direct bij God kunnen zijn. Dit is wat Jesus heeft beloofd en dan lijkt de kerk inderdaad laat ik zeggen, anders. Maar we moeten ook zien hoe Jesus dat heeft beloofd. Dat staat toevallig in het evangelie. Hier zegt Jesus dat Hij weg zal gaan en weer terug zal komen. En in de tussentijd zal de heilige Geest er zijn om zijn woorden opnieuw te laten horen. Dat doet natuurlijk de kerk als uitdrukking van de heilige Geest. De Geest is ook de liefde van God en zijn aanwezigheid betekent daarom dat Jesus en zijn Vader bij ons komen wonen als we Jesus liefhebben. We worden huisgenoten van Jesus en zijn Vader en delen met hen de liefde van mensen die bij elkaar thuis zijn. Thuis zijn bij mensen betekent dat je ze kent en dat je je bij hen op je gemak voelt, dat je jezelf kunt zijn, en zij kunnen dat bij jou zijn, omdat zij ook jou kennen. Je kunt vertrouwd zijn met elkaar, ontspannen, kwetsbaar, plezier hebben met elkaar, je bevoorrecht voelen misschien. En dat alles wil God met ons. Als je er goed over nadenkt, schiet het verstand te kort.

En dan bestaat dat thuis-zijn niet alleen uit mensen, het is ook een plaats. We kennen allemaal het gevoel van thuis te zijn in een buurt, in een stad. Dan kennen we het licht om bepaalde huizen en we herkennen dat, met vreugde; we kennen de scherpe vormen van de bomen langs de straat in het witte lentelicht, zeker als het net geregend heeft, het frisse groen van de bladeren met de overdadige bloesems in het Oosterpark, toeristen die iets drinken op een kade met de benen bungelend boven het water. Bij al die dingen kunnen we ons vertrouwd voelen en ontspannen en bevoorrecht. Dat is thuis en bij uitstek is dat het hemelse Jerusalem. De schitterende edelstenen, waaruit de stad is opgebouwd, de kracht van de muur en de poorten en de engelen en het licht van God geven eigenlijk alleen de liefde weer die daar heerst tussen de mensen en de stad en God.

Dat is de belofte, en inderdaad, de kerk valt dan wat tegen. Maar ja, wat valt er niet tegen, vergeleken met het hemelse Jerusalem. Hoezeer we ook gehecht kunnen zijn aan de mensen om ons heen, aan onze stad en buurt, toch is het of we eigenlijk gemaakt zijn voor dat hemelse Jerusalem. In mijn buurt, in een pilaar aan de Jodenbreestraat staat een gedichtje gegrifd van een zekere Israel de Haan, een Joodse schrijver die in de jaren ’30 van Amsterdam naar Jerusalem was geëmigreerd. Toen hij éénmaal in Jerusalem woonde, schreef hij het volgende:

Die te Amsterdam vaak zei: “Jerusalem.”

En naar Jerusalem gedreven kwam,

hij zegt, met mijmerende stem:

“Amsterdam, Amsterdam.”

In Amsterdam denk je “Jerusalem, daar is het goed”. Maar eenmaal in Jerusalem, denk je: “wat is Amsterdam toch mooi.” Ik denk dat niet alleen de kerk, maar eigenlijk alles een beetje te kort schiet, omdat we altijd wel een heimwee hebben naar dat hemelse Jerusalem, waar alleen we helemaal thuis kunnen zijn. Op deze wereld zijn we op een bepaalde manier ballingen, vreemdelingen en we missen dat Jerusalem, waar God alles in allen zal zijn. Maar niettemin, ook in de wereld waar wij in leven, is Christus verrezen en wil Hij bij ons thuis zijn.

We moeten ook letten op de eerste zin van het evangelie: als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden. Want als we dat niet doen, komen we steeds verder te leven van het hemelse Jerusalem. Onlangs, in mijn praktijk, had ik een cliënte, een huurster, die woonde in een begane-grondwoning met veel vochtoverlast vanwege opkomend grondwater. Het arme mens had zelfs ratten. De verhuurder had al twee uitgebreide pogingen gegaan om het te verhelpen. Die hadden veel overlast gegeven en niet geholpen. Vermoedelijk was er slecht gewerkt. En nu zou de derde poging beginnen van hetzelfde bedrijf, met weer veel overlast; de douche kon wekenlang niet gebruikt worden. Ik had al tegen de cliënte gezegd dat ze veel geduld moest hebben. Want dat vocht moest verdwijnen, en ze moest die werklieden hun gang laten gaan. Maar er ging iets fout en ze had een werkman uitgescholden voor “mongool”. Dat was niet handig. Hij was boos weggelopen en nu duurde alles alleen maar langer.

Paulus zegt in het Hooglied van de liefde dat de liefde lankmoedig is en alles verdraagt. Als we het woord van Christus onderhouden, hebben we de naaste lief, en dat kunnen ook zulke werklieden zijn. Ze moeten de dingen natuurlijk niet fout doen, maar het is wel hun vak en daar kan je niet zomaar mee bemoeien. De naastenliefde vraagt dan vooral veel geduld. Dat is best moeilijk. Want we wéten allemaal wel dat je niet moet schelden maar het kan evengoed moeilijk zijn om dat niet te doen. Niettemin onderhouden we dan niet het woord van Jesus en hebben Hem te weinig lief. En de wereld waarin we leven, komt nog weer wat verder weg te staan van het hemelse Jerusalem.

“Geloven” is het laatste woord van het evangelie: we moeten geloven dat Jesus bij de Vader gelukkig is, en daarover vreugde voelen, omdat we Hem liefhebben. Dan hebben we ook zijn woorden lief en wordt het gemakkelijker om daarnaar te leven, en bijvoorbeeld een geduldige liefde te beoefenen. We worden dan ook meer thuis in de wereld waarin we nu eenmaal leven, omdat dan zelfs in een huis zonder douche met ratten en schimmels, de Vader en de Zoon bij ons komen wonen, omdat ze ons met vreugde liefhebben, zoals we zijn wanneer we thuis zijn, ontspannen en onszelf. Moge de Heer ons dat geloof schenken.

Peter Commandeur