Overweging, naar aanleiding van de lezingen op de 26e zondag door het jaar C
Amos 6,1a.4-7
Lucas 16,19-31
De profeet Amos protesteert tegen alle zorgeloosheid: Hoe kun je zo zuipen en feesten terwijl de wereld om je heen vergaat? Hij ziet zijn geliefde land kapotgaan door de enorme tegenstelling tussen rijk en arm. Hij ziet geen samenleving meer. Hij ziet een naast-elkaar-leving, een tegenover-elkaar-leving. |Amos roept de leiding van Israel en Juda tot de orde. Hij schetst de corruptie, hij ziet hoe de armsten bedrogen worden. Waar dat gebeurt, valt een land uit elkaar.
Het gaat deze bewogen profeet om verbinding. Hij schreeuwt om zijn hoorders weer te verbinden aan de woorden van de Barmhartige die draaien om gerechtigheid en vrede. Amos is in de vredesweek de profeet die alle zorgeloosheid en zelfgenoegzaamheid ondergraaft. Profetie is als goede onderzoeksjournalistiek. Ter wille van een rechtvaardige samenleving het onrecht aan het licht brengen. In het opschudden van het makkelijke leven nu hoopt Amos dat er gekeken wordt naar de toekomst. Om uiteindelijk na de verbanning van het volk van Israël, de toekomst weer open te leggen. Uiteindelijk zal de toekomst weer met vertrouwen tegemoet gezien moeten kunnen worden. Zowel op wereldschaal als in onze eigen levens met familie, vrienden, kerk- en buurtgenoten. We zullen de kracht moeten krijgen om de toekomst goed vorm te geven. Het evangelieverhaal probeert te schetsen hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen, die toekomst goed vormgeven. In ieder geval niet zoals de rijke dat probeert nadat hij zijn leven gemakzuchtig en zonder medelijden voor de zwakken leefde.
De weg van de rijke loopt dood en met Lazarus komt het goed. Maar wat voor goeds zit er dan in het leven van Lazarus? Wat voor toekomst? Zijn armoede was een last voor hem. Zijn lichamelijke ongemakken waren een lijdensweg voor hem. Maar wat Lazarus wel had, dat was verlangen; verlangen dat hij eens verlost mocht worden van alles wat hem in dit leven zoveel last gaf. En: het was hem wel duidelijk dat hij dat op eigen kracht nooit zou kunnen bereiken, vandaar ook zijn naam: “Hij die hulp nodig heeft”.
En kijken we naar onszelf. Als we eerlijk zijn, moeten ook wij erkennen dat we het op eigen kracht niet redden. Ook wij hebben hulp nodig om met vertrouwen de toekomst tegemoet te kunnen zien.
Het speelt alweer een paar jaar geleden, maar ik vergeet die situatie niet meer. Ik keek van mijn balkon naar beneden en ik zag een Marokkaanse moeder met haar spastische kind in de speeltuin bij ons op het plein. Het was met een buggy, die bijna te klein was voor haar naar de speelplaats geduwd. De moeder maakte de gordel van de buggy los en tilde het, ik schat zesjarige meisje eruit. Het kind kon lopen, maar het zag er wat ongecontroleerd uit en het had nog een luier om. De armpjes bewogen heftig bij de loopbeweging. Het meisje schudde aan de speeltoestellen. Het sloeg heftig op de banken en schudde af en toe het hoofdje met een prachtige krullenbos haar heen en weer. De moeder hield het in de gaten en tilde het af en toe op de wip waar ze zich stevig aan vasthield. Ik zag het tafereel en dacht: “Oh dat kind is van ver gekomen. Er is iets mis mee, maar kijk eens wat het allemaal al kan.” Ik dacht niet als eerste: “Waarom moet dit dat kind en haar moeder nu overkomen? Nee,” ik dacht en denk ook nu: “Wat knap dat ze zo samen uitproberen wat voor het kind mogelijk is, wat ze ondanks haar nogal ongecontroleerde bewegingen toch kan – als duidelijk voorbeeld zag ik hoe stevig ze op de wip zat, zich met sterke handjes vasthoudend.” Het kind kreeg volop hulp van de moeder, die zich met vertrouwen op de toekomst richtte.
In het evangelieverhaal horen we hoe de rijke achteraf gezien verontwaardigd is over zijn plaats in het hiernamaals. Wanneer hem nu het slechte overkomt vraagt hij zich af: “Waarom mij? Waarom ik?” De vraag is te laat. Hij zag Lazarus niet zitten, terwijl de bijbel ons in alle toonaarden vertelt dat als je God wilt ontmoeten dat je naast de mens moet gaan zitten die jou, of die nu ziek is, of een beetje gek, angstig en bibberend, aankijkt. In die ontmoeting ligt het antwoord op de vraag: waarom gebeurt mij dit? Liever gezegd: na die ontmoeting stel je die vraag niet meer. Want dan zie je het zesjarige kind in de speeltuin dat het zover geschopt heeft en daarmee mijn bewondering afdwingt met haar doorzettingsvermogen om de onwillige ledematen te sturen. Dan zie ik hoe de moeder en de dochter voor het leven gekozen hebben. Net zo min als ik stelt de moeder zich de vraag: “Waarom ik? Waarom mijn dochter?” Net als ik kijkt ze met trots naar wat het kind tot dan toe al bereikt heeft en werkt ze mee aan de beste toekomst van het kind.
De profeet Amos en het evangelie willen ons vertellen dat er een hand zal zijn die ons steunt en vooruithelpt wanneer we ons bekommeren om het levenslot van een medemens, zoals de moeder in de speeltuin zich bekommert om het lot van haar kind.
Zoals Amos wijst op de ballingschap vanwege het ontbreken van gerechtigheid, wijst hij aan het eind van het boek Amos op zijn visioen waarin de Heer zegt: “Ik zal het lot van mijn volk Israel ten goede keren. Zij zullen hun verwoeste steden herbouwen en erin wonen, zij zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vruchten ervan eten”.
Wanneer gerechtigheid gedaan wordt is de toekomst veilig gesteld. Daarop mogen we vertrouwen omdat God met ons gaat om ons te steunen op onze weg, tot nog verder dan ons einde.
Amen
Uschi Janssen