2020 Preek zondag 13 december Anna-Bonifatiuskerk

Overweging

Johannes de Doper moet in zijn tijd een invloedrijk figuur zijn geweest. Niet alleen de evangelies spreken over hem, maar ook de joodse geschiedschrijver Josefus noemt hem. Van heinde en ver stroomde de mensen naar hem toe in de wildernis. Door koning Herodus werd hij gevangen gezet en onthoofd. Dat gebeurde niet voor niets. Herodus zag hem duidelijk als een gevaar.

Johannes wilde door onderdompeling, door een ritueel bad, mensen reinigen van alle kwaad en hen voorbereiden op de komst van God.

Vandaag horen we hoe er een officiële onderzoekscommissie uit Jeruzalem naar hem toe wordt gestuurd om hem te ondervragen. In Jeruzalem vertrouwen ze het zaakje niet. Ze willen weten wie die Doper is en wat hij wil. Waarom zit hij in de wildernis en mijdt hij de offerdiensten in Gods huis, te tempel van Jeruzalem? Wat wil hij? En wat doet hij?

‘Wie ben je eigenlijk?’, vragen ze. ‘Ik ben niet het licht’, zegt Johannes. ‘Ik ben de Messias niet. Ik ben ook niet Mozes, die alle problemen zal oplossen en evenmin ben ik Elia. Ik ben alleen de stem van iemand die roept in de woestijn. Ik moet getuigen. Ik maak alleen de weg klaar voor de Heer. Ik kan alleen met water dopen als teken van reiniging en niet met de Geest zoals de Messias zal doen.’ En dan spreekt Johannes de Doper de verassende woorden: ‘Midden onder u staat Hij die gij niet kent.’ Dat zinnetje intrigeert mij.

Het is een bekend verschijnsel dat we niet alles horen en zien. Dat is een stuk zelfbescherming. Bepaalde geluiden zweven weg. Mensen die langs een spoorlijn wonen, horen de voorbijkomende trein vaak niet meer. Zo is het ook met het zien. Wij kunnen zo gewend geraakt zijn aan bepaalde dingen dat we ze niet meer zien. Buitenstaanders vallen ze op; ze moeten ons er weer op attent maken. We zien niet alles. Soms tot ons eigen voordeel, maar vaak ook tot ons nadeel. We zien en horen vaak alleen wat we willen zien en horen.

Zo moeten we de woorden van Johannes de Doper verstaan, denk ik. ‘Midden onder u staat Hij die jullie niet kennen’. Johannes spitst het toe. Hij verwijt de leden van de onderzoekscommissie: jullie willen hem niet zien. Hij ziet hem zelf wel. ‘Na mij komt iemand die groter is dan ik. ‘Na mij’ verstaan wij als: later, in de betekenis van dat Hij mijn taak zal overnemen. En dat gebeurt ook zo. Maar bij de joden betekent ‘na iemand komen’ ook ‘iemand achterna gaan’, volgeling zijn van een meester.

Johannes zegt dus ook: Ik heb onder degenen die na mij komen, iemand ontdekt die groter is dan ikzelf; iemand die doopt met Geest, de Messias. Johannes zegt dus: hij hoort tot mijn leerlingen, maar feite ben ik de leerling. Ik ben niet eens waard zijn leerling genoemd te worden en zijn schoenriem los te maken. Het losmaken van de schoenriem was het werk van een leerling van de rabbijn. Johannes zegt: Ik, Johannes de Doper, heb onder mijn leerlingen iemand die veel groter is dan ik, iemand die jullie niet kennen, maar ik heb hem wel ontdekt, ik heb hem herkend.

Dopen met water behoort bij Joannes, dopen met de Geest behoort bij de Messias, bij Jezus. Johannes moet getuigen van hem. Hij moest getuigen van het licht dat schijnt in de duisternis. Hij legt getuigenis af van Gods licht. Johannes is niet zelf het licht, hij verwijst naar dit licht dat van Godswege in de wereld is gekomen. Hij getuigt van God die mens wordt te midden van de mensen die belaagd worden door duistere krachten van onrecht en verdrukking. Hij moet hem aanwijzen. Midden onder ons staat hij die gij niet kent.

Wanneer wij de Messias zoeken met macht en kapitaal, zitten we koud. Zoeken we hem bij mensen die een niet te onderdrukken neiging hebben zich voor anderen in zetten, dan zitten we warm. Zoeken we de Messias bij mensen die als geslepen slangen of als hongerige wolven zeer gehaaid te werk gaan, dan zitten we koud. Zoeken de Messias bij mensen die een ommekeer teweegbrengen door heel eenvoudige dingen te doen, dan zitten we warm.

Er gaat een verhaal over een klooster, waar nog maar drie monniken waren overgebleven. Ten einde raad vroegen ze een rabbijn om advies. De rabbijn dacht diep na, en zei uiteindelijk dat de Messias onder hen was. Iedere monnik wist dat hij de Messias niet was. Maar het gevolg van de uitspraak van de rabbijn was, dat ze elkaar met zoveel respect gingen benaderen, dat de gemeenschap weer ging groeien. Midden onder u staat hij die gij niet kent.

Waar is de Messias in onze tijd, waar het Coronavirus de wereld tergt. Waar bent u te vinden, vragen wij ons nu af, nu de wereld zo lijdt.

Erik Galle wijst ons erop dat Christus al onder ons is:

Als wij U vragen, waar Gij zijt

Te midden van eenzaamheid en de pijn,

Te midden van de vragen en de angst

In de koorts van de onzekerheid,

Dan is uw antwoord verrassend eenvoudig.

Gij zegt dat Gij niet komt,

Omdat Gij er al zijt,

Dat Gij altijd in ons verblijft,

Dat wij het vlees zijn van uw vlees,

Omdat wij uit U zijn geboren.

Onze pijn is uw pijn, ons leed het uwe.

De lijdensweg van uw Zoon

Is het krachtigste taken

Dat nabijheid in het lijden

U altijd menens is geweest.

Spreek tot ons hart woorden van troost.

Schenk ons lichaam kracht en moed.

Maak dat uw geest ons optilt

En ons binnenbrengt in de gemeenschap

Die Gij zelf zijt: Vader, Zoon en de Geest.

Wees Gij ons thuis,

Verbind ons met zovelen. Amen.

Midden onder U staat hij die gij niet kent. Laten we de Messias blijven zoeken. Vooral in deze Adventstijd.

Kitty Bouwman, geestelijk begeleider