Overweging op de 20e zondag door het jaar, 16 augustus 2020 in de Gerardus
Lezingen: Jesaja 56,1.6-7 en Mattheüs 15, 21-28
Zusters en broeders,
We leven in onzekere tijden. De corona is nog steeds niet weg, misschien komt er zelfs een tweede golf. Veel mensen hebben het moeilijk. De corona verandert ons hele leven, en het is moeilijk om je daaraan echt aan te passen.
Wat misschien een kleine troost is: dat we moeten leven in onzekere tijden, dat is altijd zo geweest. Misschien soms minder duidelijk en soms heel duidelijk, maar niemand heeft ooit in de toekomst kunnen kijken. We weten niet wat de toekomst ons gaat brengen.
Als je daar op een gelovige manier mee omgaat, kun je zeggen: nee, we weten niet wat de toekomst ons brengt, maar het komt goed, wat er ook gebeurt. God heeft het eerste woord en Hij komt aan het einde. We weten niet wat er gaat gebeuren, maar je mag vertrouwen.
Het volk Israël en de profeten hebben dat vertrouwen in een visioen onder woorden gebracht: eens, als de tijd rijp is, zal het volk Israël uit alle windstreken samenkomen op de berg van God. En niet alléén het volk Israël, maar àllen die de naam van God met liefde vereren en zijn dienaren willen zijn, zegt de profeet Jesaja in de eerste lezing. Er is ook plaats voor ons, om het zo maar te zeggen. En het huis van God al worden genoemd: een huis van gebed voor alle volken.
Een huis van gebed, daar bleven mijn gedachten bij haken. Als iedereen eindelijk bij elkaar is, als alle strijdbijlen eindelijk begraven kunnen worden, dan ga je toch niet zitten bidden? Dan is het toch tijd voor een feest?
Gelukkig laat de eerste lezing zien wat er in het huis van gebed gebeurt: God geeft vreugde aan allen die er zijn. In het huis van het gebed wordt het recht onderhouden en gedaan wat rechtvaardig is, want Gods gerechtigheid openbaart zich en onze offers zijn Hem welgevallig. Als ik dat tot me door laat dringen denk ik: in het huis van gebed is blijdschap en er is aandacht, aandacht voor elkaar, zodat iedereen de plaats vindt die God voor hem of haar bedacht heeft. In het huis van het gebed komen God en mens tot hun recht.
Wat ik bijzonder vind is dat de eerste lezing over het huis van gebed een heel speciaal licht werpt op de evangelielezing. Jezus is in de streek van Tyrus en Sidon, dus zeg maar Libanon. Hij is in het buitenland.
Tot Hem komt een Kananeese vrouw die de naam van God met liefde vereert en ze wil dat Jezus medelijden met haar heeft vanwege haar dochter, die door een duivel bezeten is. Maar de leerlingen en Jezus willen haar wegsturen. Ze hebben geen aandacht voor haar. En als Jezus het woord tot haar richt zegt Hij: het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven. De vrouw in nood wordt totaal weggezet, ook door Jezus. Het huis van het gebed, waar plaats is voor alle volken, kom niet tot stand.
Dan gebeurt er eigenlijk een wonder: Jezus is grof genoeg geweest om de vrouw met de staart tussen de benen te laten afdruipen, maar dat gebeurt niet. Integendeel: ze antwoord Jezus o een manier waar Hij niet van terug heeft want ze zegt: ‘de honden eten toch de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen? Daarmee vindt zij als het ware de sleutel van het huis van gebed en Jezus laat zich door haar meenemen. Hij antwoord haar: ‘Vrouw, u hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd.’ En van dat ogenblik was haar dochter genezen.
Het wonder is hier wat mij betreft niet zozeer de genezing van de dochter. Het wonder is dat de Kananeese vrouw erin slaagt de sleutel van het huis van gebed te vinden. Het wonder is dat ze erin slaagt de muur die er tussen haar en Jezus was, te doorbreken. En het fascineert me, hoe weinig ze vraagt: kruimels. Zo weinig is er kennelijk nodig om het huis van gebed binnen te gaan.
De Kananeese vindt de sleutel van het huis van gebed. Kunnen wij die sleutel zelf ook vinden? Kunnen wij de weg naar onze medemens openen, zoals de Kananeese vrouw of kunnen we ons zoals Jezus laten meevoeren als iemand anders de deur naar ons toe wil openen?
We leven in onzekere tijden. Geve God dat wij een luisterend oor en volle aandacht voor elkaar hebben, de aandacht die de sleutel is voor het huis van gebed, dat Hij voor ons heeft ingericht.
Amen
Hans Mesdag