Overweging bij Jeremia 20, 7-9; Mattheus 16, 21-27
Laatst zat ik met een vriend op een terras. Hij zegt over zichzelf dat hij atheïst is, maar niettemin praat hij graag over godsdienst. Ik wilde het hem niet te makkelijk maken en zei dat ik een persoonlijke relatie met God had. Hij keek me aan of ik gek was en begon snel over iets anders. Jesaja zegt in de eerste lezing dat het hem schande bracht als hij over God sprak. Op dat terras was het niet schandalig, maar ongepast was het eigenlijk wel om op persoonlijke wijze over God te spreken. Een paar weken geleden werd ik opgebeld door iemand uit mijn buurt. Ze kende me een beetje omdat ik in een buurtblad schrijf. Zij begon over haar buurvrouw, die naar een kerk ging en daar natuurlijk met iedereen luidkeels “Halleluja” zat te zingen. Dan liep die natuurlijk het coronavirus op, maar vervolgens kwam ze direct uit de kerk bij haar op de koffie. Ik kende die buurvrouw niet en ook niet haar kerk. Het zal wel niet waar zijn, maar eer en aanzien brengen religieuze verbanden niet, niet in Jesaja’s tijd en nu nog steeds niet.
In het evangelie loopt de situatie nog heel wat meer uit de hand dan bij Jesaja. Hier zal Jezus, degene die in Gods naam heeft gesproken, de kruisweg en de kruisiging meemaken. Petrus vond dat niks, maar Goede Vrijdag ging evengoed door. Over de betekenis van de kruisiging ook voor ons doet Jezus een aantal belangrijke uitspraken. Hij zegt dat we ons leven moeten verliezen, om Hem te kunnen volgen en ons leven te vinden. Wat voor leven bedoelt Jezus? Ik denk een leven gedragen door liefde. Zelfs Goede Vrijdag kun je de dag van de liefde noemen. God is mens geworden uit liefde voor de mensen, een liefde die zo groot was dat Hij mens werd ondanks wat die mensen zijn zoon zouden aandoen. De gebeurtenissen van Goede Vrijdag zien er wanhopig uit en toch maken ze juist daardoor Gods liefde zichtbaar, die sterker was dan de wanhoop van de Kruisweg. Het is een liefde die Jesaja niet met rust liet.
“Wat voor nut heeft het om de wereld te winnen, als je daarvoor je eigen leven moet overhebben”, zegt Jezus ook. Het eigen leven is dat leven in de liefde van God. En de wereld, is de plaats waar God niet zomaar ongepast is, maar waar de mensen niets van Jezus wilden weten. Goede Vrijdag werd nodig toen Jezus door het volk niet werd aanvaard en toen de machtshebbers zich verhardden. Te veel mensen vonden zijn optreden beledigend voor hen. Jezus kon ze niet meer bereiken en zijn overgave in liefde kon alleen nog worden uitgedrukt in een marteldood aan een kruis. Het leven dat we moeten verliezen, is het leven van die mensen, die zich ergeren aan Jezus en geen liefde voor God hebben. “Verloochenen” moeten we dat zelfs. Daarmee bedoelt Jezus niet dat we allemaal kluizenaar moeten worden. Maar we moeten ons niet aanpassen aan een wereld waarin het vanzelfsprekend is dat er geen God is. Dat gaat heel gemakkelijk. We kunnen nuttig werk doen of vrijwilligerswerk, ons best doen contacten met familie en vrienden te onderhouden, en toch kan God zomaar wegsijpelen uit ons leven, omdat het zo normaal is om je niet tot Hem te richten. En zomaar hebben we dan een leven waarin God afwezig is. En dat leven moeten we verliezen, of tenminste moeten we dat aanvullen met een gerichtheid op God, met Godsvertrouwen en Godsvreugde.
Jezus zegt ook dat we ons kruis moeten opnemen. Dat is niet letterlijk bedoeld. Christus is ook voor ons aan het kruis gestorven en we hoeven dat niet over te doen. Maar evengoed kan ons veel ellende overkomen: we kunnen heel ziek worden, geliefden kunnen overlijden. Dat zijn kruisen die we moeten dragen, maar het zijn geen kruisen die we ook kunnen laten liggen. Als je ziek bent, ben je ziek en daar heb je geen keus in. Jezus bedoelt dat we ziektes en andere kruisen met acceptatie moeten dragen, in vertrouwen op God en op zijn liefde, omdat die ons steunt ook als het slecht met ons gaat. God houdt van ons, ook in onze stress en onzekerheid, in onze angsten en eenzaamheid, in onze rouw en pijn, onze twijfels en onwetendheid. We weten niet waarom Jezus de kruisweg en de kruisiging moest ondergaan, toen het volk Hem niet aanvaardde. Zo ook weten we niet waarom God allerlei ellende toelaat. En maar al te vaak kunnen we er niets aan doen. En dan moeten we het dragen in het besef dat God ons toch, niettemin liefheeft, ook in ons ongeluk. Goede Vrijdag wordt dan ook gevolgd door Pasen. Er zijn kruisen, die we moeten dragen, maar altijd is er de hoop op de verrijzenis.
De kerkvader Augustinus leefde in een tijd, de late Oudheid, waarin er net als nu veel mensen waren die niets geloofden, en ook, net als nu, niet omdat ze iets tegen het Christendom hadden maar omdat ze er nooit mee in aanraking gekomen waren. Hij citeert een heidens grafschrift: hoe snel gaan we toch van het niets naar het niets. De wereld die wij kennen, duurt maar kort en bevindt zich tussen twee nietsen in. Zo was dat voor de heidenen. Voor het Christendom is dat heel anders. De mensenzoon zal komen, zegt Jesus, in de heerlijkheid van de Vader, vergezeld van zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden. Dat ‘vergelden’ is een slechte vertaling. In de oorspronkelijke taal van het NT staat een woord dat in de eerste plaats ’teruggeven’ betekent. Christus zal ieder teruggeven naar zijn daden: de liefde die we aan anderen gegeven hebben, krijgen we terug van God, omdat we die liefde ook aan God hebben betuigd. De engelen en de heerlijkheid van de Vader drukken uit hoe belangrijk voor God zulke daden zijn. Augustinus noemde het de grote aantrekkingskracht van het Christendom dat er meer, veel meer was dan dat niets. In zijn tijd maakte het Christendom veel bekeerlingen. Dat is begrijpelijk. Het is veel vreemder dat zo veel mensen tegenwoordig niet meer doorhebben dat God wel ongepast kan zijn, maar dat een leven met alleen de wereld zinloos is, een weg van het niets naar het niets. Maar ja, dat is niet alleen van deze tijd. Jesaja en ook Jezus zelf kwamen veel mensen tegen, die niets over die liefdevolle God wilden horen.
De dood is het laatste kruis dat we moeten dragen. Het leven beweegt zich niet naar een niets, want als God aan ons de liefde teruggeeft die we hebben weggegeven, zal ons leven bij Hem blijven bestaan. Hij antwoordt erop met liefde in een eeuwig heden. En al in dit leven geeft dat betekenis aan wat we doen. De daden waarin we liefdevol te werk zijn gegaan, zijn voor God belangrijk. En dat blijft zo ook als de tijd verstrijkt en die daden met hun gevolgen verdwijnen in een steeds verder terugliggend verleden. Het leven dat we terwille van Christus in liefde voor God en onze naasten proberen te leven, is niet vergeefs, maar zinvol omdat het dat is voor die God, die ons liefheeft.
Moge dan de barmhartige God zorg voor ons dragen, ons omgeven met zijn liefde en ons opnemen in zijn vreugde.
Peter Commandeur