Overweging op de 23e zondag door het jaar A, 6-9-2020, in de Gerardus Majellakerk
Lezingen: Ezechiël 33, 7-9 en Matteüs 18,15-20
Zusters en broeders,
Mijn favoriete vakantieland is Griekenland, al vele jaren kom ik daar. Dit jaar nog niet natuurlijk, maar dat komt vast wel weer goed. Omdat ik zo vaak in Griekenland kom, ben ik een aantal jaren geleden begonnen om de taal te leren. Dan moet je natuurlijk heel veel nieuwe woorden gaan onthouden. Dat is niet altijd makkelijk, en het gebeurt regelmatig dat ik denk: ja, dat woord heb ik al eens gezien, ik heb ook wel een idee wat het zou kunnen betekenen, maar eigenlijk weet ik het niet zeker. Toch maar even opzoeken.
Dat je een woord wilt opzoeken omdat je graag de betekenis ècht wilt weten, heb ik ook regelmatig met woorden uit de Bijbel. Hele bekende woorden soms, maar altijd goed om weer even terug te gaan naar de basis. In de evangelielezing van vanmorgen is dat het woord zonde. ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft’ zo begint Jezus.
Direct voorafgaand aan de evangelielezing van vanmorgen vertelt Jezus de gelijkenis over een herder met honderd schapen, waarvan er eentje verdwaalt. De herder gaat op zoek naar dat ene verdwaalde schaap en laat de andere 99 even alleen. Als hij dat ene schaap heeft teruggevonden is de vreugde groot, en zo is er in de hemel grote vreugde over een zondaar die zich bekeert. Als je het zo bekijkt gaat zonde over meer dan je niet houden aan de regels. Zonde gaat erover dat de relatie met God en met je medemens niet meer ok is.
In het evangelie geeft Jezus eigenlijk een heel stappenplan om de relatie met je medemens te herstellen, als dat nodig is. Het herstel staat voorop, en daarvoor moet je klein beginnen, om het zo maar te zeggen. Eerst spreek je onder vier ogen met elkaar. Als dat werkt: heel mooi. Als dat niet werkt, haal je er twee of drie getuigen bij. Pas als dat niet werkt, mag iedereen het weten. En als ook dat geen resultaat heeft, mag je de medemens die gezondigd heeft beschouwen als een heiden of een tollenaar.
Is daarmee de kous dan af? Echt niet. Want hoe ging Jezus zelf om met heidenen en tollenaars? Toen ik hier drie weken geleden was ging het over de Kananeese vrouw, waarmee Jezus in gesprek kwam en ging Jezus niet eten bij Zacheüs, de tollenaar? Beschouw je medemens die gezondigd heeft maar als een heiden of een tollenaar, dat klinkt vrij definitief, maar volgens mij is het eigenlijk meer een open einde. Jezus zelf is de herder die blijft zoeken naar het verdwaalde schaap.
Het stappenplan van Jezus is uit op herstel van de relaties, met elkaar en met God. En Hij benadrukt het belang daarvan door te zeggen: ‘wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Ik lees dat als: je moet echt heel goed snappen dat hoe je met elkaar omgaat heel belangrijk is, niet alleen voor jezelf, maar ook voor God. Daarom is Jezus de herder die zoekt naar het verdwaalde schaap.
Helaas, relaties worden niet altijd hersteld. In de eerste lezing gaat het daarover. Als iemand zondigt en hij krijgt straf is dat terecht, maar als jij dat gewoon hebt laten gebeuren en niet hebt gewaarschuwd, ben je mee verantwoordelijk en daar word je op aangesproken, zegt de profeet Ezechiël. Als je wèl hebt gewaarschuwd, als je wèl hebt opgeroepen tot bekering maar de boosdoener luistert niet, dàn moet hij het zelf maar weten. Dan heb je aan je plicht ten opzichte van de boosdoener voldaan, ook als het niet goed komt. Het is fijn dat Ezechiël dit perspectief schildert. Hij heeft openheid naar hoe het in je leven soms gaat, als er dingen gebeuren die niet goedkomen.
De evangelielezing eindigt met de woorden van Jezus: ‘Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn, daar ben Ik in hun midden’.
Als twee eensgezind iets vragen – even dacht ik aan een Mercedes. Maar dan lijkt het me niet zo zinvol dat Jezus daarbij aanwezig is – of juist wel natuurlijk.
Nee, volgens mij gaat het over het begin van het stappenplan: praat onder vier ogen of anders met twee of drie getuigen. Als je voor die gesprekken vraagt om Gods zegen mag je erop vertrouwen dat de Heer aanwezig is, ook als je zelf degene bent die vermaand moet worden.. Het is een aansporing om te vertrouwen op het verbond dat God met zijn volk en alle mensen en ons is aangegaan.
Dat wij open mogen staan voor de aanwezigheid van de Heer in ons midden, tot dankbaarheid en vreugde van onszelf en alle mensen waarmee wij zijn verbonden.
Amen
Hans Mesdag