2020 Preek zondag 9 februari Anna-Bonifatiuskerk

Overweging

Zout en licht zijn geen verheven, heilige zaken. Ze zijn gewoon. We kunnen het licht met onze ogen zien en het zout met onze smaakpapillen proeven. Zout en licht zijn gewone dingen, waar je geen ingewikkelde boeken voor hoeft te lezen. Het zijn beelden uit ons dagelijkse leven en die wij eenvoudige mensen kunnen begrijpen.

Van dat licht zegt Jezus dat we het niet onder de korenmaat moeten wegzetten. Je hoeft jezelf niet onder de korenmaat te zetten. Ook daar onder de korenmaat blijft jouw licht heus nog wel branden, maar dan wordt het niet gezien. Niemand wordt bij geschenen.

Jezus vergelijkt dat licht met een stad boven op een berg. Daarmee bedoelt hij Jeruzalem. Jeruzalem ligt boven op een berg en steekt boven de andere bergen uit. Daarom kan deze stad niet verborgen blijven. Deze stad boven op de berg is zichtbaar voor allen. Onlangs was ik in Rome, de stad die op zeven heuvels is gebouwd. ’s Avond toen het donker was en de lichten brandden, was de stad een focus. Op deze wijze wisten we precies welke richting op moesten gaan. Zo geeft het licht richting aan in je leven.

Maar dit licht is ook geen vuurtoren, die iedere vijf seconden anderen oogverblindend in de ogen schijnt. Je hoeft jezelf niet voortdurend op de kandelaar te plaatsen ‘van moet je mij eens zien’. Nee, plaats jezelf niet in het centrum en creëer geen eigen kringetjes om je heen. Doe met het licht, dat jou gegeven is, wat passend is: maak het dienstbaar aan anderen. Verberg het niet en zet het op een kandelaar, zodat het je leven verlicht. Jouw eigen leven en dat van een ander, zodat de duisternis wijkt.

Dit over het licht en de korenmaat en de kandelaar, als Jezus zegt: ‘Jullie zijn het licht voor de wereld’. Maar nu dat zout, dat simpele onooglijke zout, waar Jezus kennelijk veel waarde aan toekent: ‘Jullie zijn  het zout van de aarde’. Zout heeft verschillende betekenissen.

  • Zout geeft smaak aan het eten. Als er geen zout op de aardappelen zit, dan proeven we dat meteen: ‘het is flauw, er zit geen zout op’. Voordat we verder eten, strooien we er eerst wat zout op. Maar je mag er niet te veel mee strooien. Het zout mag je als zodanig eigenlijk niet proeven. Het zout heeft dan iets onopvallends, maar het is er wel.
  • Zout behoedt voor bederf van voedsel. Velen van u zullen nog wel de tijd meegemaakt hebben, dat de koelkast nog niet uitgevonden was. Toen werd zout gebruikt als een bewaarmiddel: vlees en vis werden bestrooid met zout en bewaard in ‘zoutkisten’ – deze bewerking wordt ‘pekelen’ genoemd. Door voedsel met zout in te wrijven, bedierf het voedsel niet.
  • In vroegere tijden was zout kostbaar. Deze betekenis is bewaard in het woord ‘salaris’ dat letterlijk ‘zoutrantsoen betekent. Het komt van het woord ‘sal’: zout. Deze betekenis vinden we nog in de naam Zaltbommel (van zout), in onderscheid met Maasbommel. In Zaltbommel werd zout verhandeld.
  • En dan is er nog een betekenis van zout: zout dient als brandstof. Gedroogde koeienvlaaien, natte kamelendrollen, alles brandt als je er maar zout bij gooit. Zout diende als katalysator bij verbranding. In het Midden-Oosten lag er op de bodem van de bakoven zout verspreid om het brood te kunnen bakken. Eens in de tien jaar werd de zoutrand verwijderd, weggegooid, omdat het na vele branduren geen kracht meer had.

De laatstgenoemde betekenis van zout sluit aan bij Jezus woorden: ‘als het zout zijn kracht verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt’. Als Jezus deze woorden zegt, bedoelt hij: jullie zijn het zout op de bakoven. Dat maakt zelfs het meest nutteloze nog bruikbaar. Door jullie gloeit het afval, alles wat niet meetelt in onze samenleving. Jullie zijn het zout van de aarde. Het maakt het leven mogelijk. Het is niet hoogstaand, dat zout op de bodem. Het zout is weinig eervol en raakt ook een keer uitgediend. Je maakt jezelf overbodig, afval dat uitgestrooid wordt over straat. Het is alleen wel nuttig en bruikbaar in Gods koninkrijk als het uitgestrooid wordt en niet hoog en droog in de zoutpot bewaard blijft. Nee, als het verstrooid wordt, gaat het een verbinding aan met alles en iedereen. Het zout der aarde en het licht in de duisternis. Dat moeten we zijn, dat zijn we. Want daartoe zijn wij geroepen. We zijn geroepen om zout en licht te zijn voor elkaar.

Dat is wat Jezus ons leert: we zijn zout zijn, en we zijn licht. We zijn levenslicht. We hebben het niet geleend. Wij zijn zelf het licht. We zijn ook geen reflector, geen spiegel, niet afhankelijk van hogere machten. Het leven dragen wij als een kostbare schat in ons. Er is goddelijk leven in ons. We merken het niet, omdat we het zijn.

Soms als het stil wordt in jezelf, om je heen, kun je beseffen dat je leeft, en dat het leven je gegeven is. Dat je kijkt, dat het licht in je ogen speelt, dat je proeft, dat je bent. We leven: we zijn levenslicht, we zijn levenskracht. Laten we dus afleren om naar anderen te kijken, je afhankelijk te maken van gezagsdragers, collega’s en wie nog meer. U bent het licht, U bent het zout. Soms, even beseffen we wat we zijn.

Wat ik leer van de elementen licht en zout is dat ze niet in zichzelf opgesloten willen zijn. Het zout wil zouten, het wil zijn kracht laten voelen en smaak geven aan ons leven. Het licht wil stralen, het wil licht geven. Zoals de dichter Nijhoff zegt:

‘Het licht, Gods witte licht, breekt zich in kleuren

Kleuren zijn daden van het licht dat breekt.’

Het goddelijke licht stroomt uit de bron en wil niet gedoofd worden. Dan is er  geen licht meer. Wat is dat een goede weg: de weg van het licht. Licht geven. Leven door leven te geven. Dat doen wij als wij samen het heilige brood breken en delen. Dan breekt het licht zich. In de woorden van de dochter Nijhof:

‘Het leven breekt zich in het bont gebeuren,

En mijn ziel breekt zich als ze woorden spreekt.’

Dat is de weg van het licht. Licht geven. Uitstromen uit de bron. Zo blijft het licht – licht. Zo blijft het zout – zout. Zo blijven wij leven.

Het licht opent mij de ogen voor de ander, en brengt ons bij de Bron van licht, bij de levende God. Dat wij deze weg mogen gaan: ‘Op de goede weg zijn jullie, als je de weg gaat van het licht, als je de weg gaat van het zout’. Het gaat om de weg, de goede weg, de weg van het licht en het zout.

Deze weg kunnen we ervaren als we een moment stil worden en beseffen dat we ‘zijn’. Stil worden en van deze gave genieten. De levenskracht voelen die ons geschonken is. Dat zijn de kostbare momenten in een vriendschap, in een gesprek, aan een ziekbed. Dan proeven we iets van het leven. Op deze momenten beseffen dat Gods licht in het leven van ons mensen breekt.    

Kitty Bouwman