Overweging
Gelezen: Exodus 16, 2-4.12-15 en Johannes 6, 24-35
Wat is het belangrijkste in het leven? Wat maakt leven werkelijk mogelijk? Als ik zo’n vraag stel verwacht u natuurlijk een duidelijk antwoord, maar dat antwoord heb ik niet. Tenminste niet als u denkt dat ik maar één ding kan opnoemen. Voor leven, voor echt leven heb je immers meerdere dingen nodig. Voedsel bijvoorbeeld. Eten en drinken. We zijn het er allemaal over eens dat we niet zonder kunnen. Maar stel, je geeft een mens eten en drinken in de goede samenstelling, maar verder niets. Kan een mens daarvan leven? Ik denk het niet.
En als je mensen naast voldoende eten en drinken een dak boven het hoofd geeft en voldoende kleren? Kunnen ze daar dan van leven? Nee, want er is wel aan allerlei vormen van materiële behoeften voldaan, maar er ontbreekt nog veel. Een mens heeft behoefte aan meer. Het leven is meer dan wat je in de hand kunt houden.
Naast alle materiële zaken hebben mensen behoefte aan menselijk contact. Je moet weten dat je ergens thuis kan zijn. Je hebt geborgenheid en zekerheid in je leven nodig. Constant in angst leven, constant het gevoel hebben dat het leven bedreigend is, is onleefbaar. Een mens kan op de langere termijn niet zonder een gevoel van veiligheid. En daaraan gekoppeld is de behoefte aan sociaal contact. Aan mensen om je heen met wie je het leven kan delen. Leven kun je nooit alleen. Leven doe je samen met anderen. Ook al kan dat samenzijn heel beperkt zijn. Sommige mensen hebben aan enkele contacten genoeg, anderen dompelen zich het liefst onder. Maar zonder menselijk contact kan niemand. En als er dan aan deze zaken voldaan is? Aan eten en drinken, een dak boven je hoofd en menselijk contact, zijn we er dan? Ja en nee. Ik denk dat een heleboel mensen heel goed kunnen leven met deze basisbehoeften. Mensen kunnen daar zelfs heel tevreden mee zijn.
In het evangelie maakt Jezus een onderscheid tussen het voedsel dat vergaat en het voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft. Jezus maakt een onderscheid tussen deze gewone dagelijkse levensbehoeften en de vraag naar de dingen die er bovenuit gaan. We kunnen niet buiten de gewone dagelijkse levensbehoeften, die hebben we nodig om te leven. We moeten leven in het hier en nu. Maar het hier en nu kent zijn goede en kwade kanten. Het is goed ons bewust te zijn van de tijd waarin we nu leven. We kunnen soms met verlangen terugdenken aan vroeger. Je kunt het verleden idealiseren en er steeds maar aan terugdenken en soms is dat helemaal niet erg, maar bedenk altijd: je leeft nú, in deze tijd met al zijn voor- en nadelen, met zijn goede en kwade kanten. Met deze tijd moet je het doen.
En zo kun je ook verlangen naar de toekomst: ‘Nu nog niet, maar als ik later de tijd heb dan …’ En dat is ook niet goed, dan ga je alles uitstellen voor een tijd die misschien nooit komt. Soms willen we alles plannen en in de hand houden, maar iedereen komt momenten tegen dat het niet zo gaat als we willen. Dat hebben de afgelopen tijd wel gemerkt. De coronapandemie confronteerde ons met veel beperkingen, ondergroef ons sociale leven, en trof wellicht onze familie en kennissenkring. En het blijft niet bij de pandemie. Immers, een vreselijke vloedgolf heeft Zuid Limburg, België en Duitsland zwaar getroffen. Dopen en steden zijn verwoest en duizenden mensen zijn van hun bezittingen beroofd.
Het leven komt op je toe en als mens moeten we het doen met wat we tegenkomen. We moeten een weg zien te vinden in het leven met al zijn hoogte- en dieptepunten. We moeten daarin moed en vertrouwen zoeken en behouden. Het is levensnoodzakelijk dat we de moed niet verliezen. Dat hebben in de eerste lezing gehoord. De Israëlieten waren bevrijd uit het angstland Egypte. Ze zwierven rond in de woestijn en hadden honger. Daarom kregen ze heimwee naar het eten uit de gaarkeuken van Egypte. Maar God liet hen niet in de steek en zorgde voor hen. Hij gaf hen wat ze nodig hadden: voldoende brood en vlees om van te leven. Op deze wijze moest het volk Israël leren te vertrouwen op Gods zorg. Dat was wat God hen leerde door hen iedere dag weer het hemelse brood te schenken. Dat voedsel was bedoeld om met elkaar te delen, en niet om te hamsteren.
Voor Jezus is het vanzelfsprekend dat mensen volop te eten hebben. Daarom zegent hij de vijf gerstebroden en de twee visjes onder de vijfduizend mensen. Aan deze goedgevoede mensen maakt Jezus duidelijk dat hij het brood uit de hemel. In hem komt God aan het licht als brood ten leven: Ik ben het brood om van te leven.
Als Jezus het heeft over brood van eeuwig leven, dan bedoelt hij daarmee niet dat we het hier en nu moeten vergeten. Dit is onze tijd en er is geen andere. Het eeuwige leven waar Jezus het over heeft, is het leven dat wijzelf niet in de hand hebben en dat naar ons toekomt. Het eeuwige leven is het leven van de belofte. De belofte dat er een God is die ons niet in de steek laat en ons vasthoudt in welke omstandigheden wij ook verkeren. Brood van eeuwig leven wil zeggen dat het voedsel van God ons hoop voor de toekomst geeft.
Als Jezus zegt dat hij het levende brood is, dan mag ons dat het vertrouwen geven dat er meer is dan de angst en de wederwaardigheden van het leven. Juist op momenten dat we het moeilijk hebben, mogen we weten dat er een God is, die met ons meegaat op de weg van ons leven. Jezus biedt zichzelf aan als die reisgenoot en als het voedsel voor onderweg dat ons de kracht geeft om de storm van het leven te doorstaan.
Het voedsel dat God ons wil geven is de kracht dat we door mogen gaan. Dat het leven meer is dan wat we kunnen vastpakken, en dat er toekomst is. Een toekomst die we niet zelf in de hand hebben, maar waar we wel deel van uitmaken. God leert ons dat het leven en al wat erin is ons als geschenk aangeboden wordt en dat we met dat geschenk kunnen proberen ons leven zo goed mogelijk te leven. Het echte geluk ligt niet in wat we hebben en bezitten, het echte geluk ligt in het vertrouwen dat er iemand is die van ons houdt door alles heen. Die Iemand wil zich als brood aan ons schenken als wij het brood breken en delen:
‘Het brood dat ons voor ogen staat,
en zich geduldig breken laat.
Is uw gedaante, lieve Heer,
Gij daalt als manna in ons neer’.
Moge het zo zijn, Amen.
Dr. Kitty Bouwman, geestelijk begeleider