Overweging op Ziekenzondag 12 september 2021 AnnaBon
Naar aanleiding van Jesaja 50,5-9a, psalm 116, 1-9, Marcus 8,27-35.
“God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd.” Een prachtige zin uit Jesaja, die weergeeft hoe we kunnen reageren op een beroep dat een ander of een bepaalde situatie op ons doet.
Ik was deze zomervakantie in de bergen van Oostenrijk. Jan en ik liepen de eerste dagen samen, tot mijn rechtervoet pijn begon te doen. We besloten dat hij een dag alleen de bergen in zou gaan en ik in mijn eentje door het hooggelegen dal zou lopen, rustiger en in mijn tempo dat bepaald werd door de mate van pijn in mijn voet. Het was een fascinerende dagtocht omdat ik merkte hoe mijn zintuigen wijd openstonden naar de omgeving. Ik zag de sprinkhanen voor mijn voeten wegspringen bij mijn pad door de alpenweide, ik hoorde het water van de beek naast me, ik hoorde hoe de stilte gevuld werd met vogelgeluiden, ik rook de zuivere lucht van de hoge bergen met de vele kruiden in de weilanden, ik voelde de afwisseling van zon en schaduw op mijn huid. Ik liep letterlijk en figuurlijk het “Pad van de zintuigen”, zoals dat genoemd werd in het Virgental. In mijn eigen tempo, datgene oppakkend wat belangrijk was voor mij – hoewel ik me dat pas achteraf realiseerde – eigenlijk pas op het moment dat Jan en ik elkaar de volgende dag weer troffen. Namelijk dat ik God zogezegd “had opgepakt”. Hij had zich laten zien, horen en voelen via mijn zintuigen. Ik stond er open voor – Hij sprak tot mij en ik deinsde niet terug. Ik had in de ervaring van het alleen wandelen op die dag de kans gegrepen om Hem tot mij te laten doordringen. Ik had me in mijn eentje op onbekend terrein in de bergen begeven en had al mijn zintuigen nodig om de omgeving te ervaren en liet daarmee God binnen. Ik kon deze ervaring van zijn aanwezigheid in de natuur zien als een oefening om Hem ook te ervaren in andere, misschien ook tamelijk onbekende situaties – en dan doel ik op de situaties dat Hij, God, me aankijkt door de ogen en in het gelaat van de ander die mij om hulp vraagt.
Een zieke die om een gunst vraagt…, een dienst die van ons gevraagd wordt zonder dat we een wederdienst kunnen verwachten omdat degene die ons deze dienst vraagt te ziek is om iets terug te kunnen doen. Of op een totaal andere wijze iets terugdoet – een wijze die we niet verwacht hadden en waar we de waarde van moeten leren schatten (misschien een bekentenis of een verrassen liefdesgebaar).
Stel dat we er niet in slagen om ons barmhartig, zoals in de psalm verwoord, te gedragen naar anderen toe – en ik bedoel dan barmhartig in de betekenis van het goede doen aan de ander zonder dat we er iets voor terugvragen. Stel dat we eigenlijk altijd iets terug willen hebben voor ons goede gedrag, zoals we in allerlei spreekwoorden en gezegdes met de paplepel ingegoten hebben gekregen en steeds weer horen: voor wat hoort wat, wie goed doet, goed ontmoet, de ene dienst is de andere waard. Wat dan?
Het woord barmhartig gebruiken we niet zo vaak. Maar in de kerk gebruiken we het wel. In de prachtige psalm 116 staat:
5 De Heer is goed en rechtvaardig,
barmhartig is onze God.
6 Eenvoudigen biedt Hij bescherming;
Hij heeft mij gered uit de nood.
Goed klinkt dit, maar wat hebben we eraan dat God barmhartig is. Wat schieten we daar nu mee op? Als er geen mensen zijn die het voor ons opnemen, als we ons in de steek gelaten voelen, wat kan God dan uitrichten met zijn barmhartigheid?
We vinden geen antwoord op deze vraag als we niet eerst ten diepste beseffen dat wij in ons leven gedragen worden. Heel ons leven worden we gedragen. Al in de moederschoot begint het, dan op de armen van onze ouders. En door heel ons leven heen worden we gedragen door liefde en vriendschap. Als gelovige mensen mogen wij zeggen, dat we in ons leven gedragen worden door God. Zoals een kind nauwelijks beseft en het heel vanzelfsprekend vindt dat het gedragen wordt, zo staan wij er nauwelijks bij stil dat God ons in dit leven draagt. Wat er ook gebeurt, of wij nu struikelen door stomme fouten die wij maken, we vallen niet te pletter, want God vangt ons op. Zelfs door de dood heen houdt Hij ons vast.
Dit is een diep gelovig besef. Het is niet te beredeneren, het is niet te bewijzen. Omdat wij gedragen worden kunnen we dragen. Omdat God ons niet laat vallen, worden we sterk genoeg om anderen niet te laten vallen.
In de evangelietekst van vandaag staat : “Wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden”. Deze zin geeft de ultieme betekenis weer van hoe het is om je om de ander te bekommeren. Er staat dat wanneer we het goede doen, dat dan ons leven behouden blijft. En wel in twee richtingen. De twee richtingen die in het kruis zichtbaar zijn: de verticale en horizontale richting: de ene richting wijst naar God, de Levende, die een en al erbarmen is, maar niet in onze wereld kan werken zonder de richting die horizontaal, met uitgestrekte armen, naar de medemensen wijst. God heeft ons nodig om het goede te doen. En dat is mogelijk vanuit ons weten en geloof dat we ons leven lang gedragen zijn en worden. Deze dragende kracht in ons bestaan maakt dat we er voor de ander kunnen zijn zonder uitgeput te raken. Want ook wij worden gedragen en gesteund. Zo kunnen we anderen die ziek zijn of uitgeput helpen.
Om nog even terug te komen op de mogelijkheid die onze zintuigen bieden om God te ervaren: de filosofe Hannah Arendt zegt dat de zintuigelijke en zoals ik het ervoer in de bergen, de goddelijke aanwezigheid en ervaring aan indrukken een bron van kennis is. Nadenken over wat we ervaren doet iets met ons en geeft ons de kans barmhartig te zijn naar de ander, ook al is dat soms een grote stap om te zetten.
Lieve mensen, omdat we ons gedragen weten door God, kunnen we anderen helpen. Een concrete stap is het brengen van een brief die Marianus schreef om aan onze zieken te geven. Wie in de buurt woont van een van onze zieken of anderen die ondersteuning kunnen gebruiken – op deze ziekenzondag worden jullie gevraagd om een brief bij hen in de bus te gooien. Dank alvast!
Amen
Uschi Janssen