Overweging bij Handelingen 9, 26-31; 1 Johannes 3, 18-24; Johannes 15, 1-8
Laatst kreeg ik een rouwkaart waarop een gedicht stond dat begon met: “Er is geen einde, er is geen begin: het enig zijnde is wisseling. Het enig blijvende is het steeds drijvende, stuwende ritme dat alles wendt.” Het is een bekend gedicht; in het humanisme heeft het veel opgang gemaakt. Het drukt ook goed uit wat veel mensen tegenwoordig denken: niets is blijvend, alles verandert alleen maar, zodat alleen verandering blijvend genoemd kan worden, met een ritme dat alles in beweging houdt. Maar er is zeker geen persoonlijke God, of een liefdevolle God. Toch hebben we zojuist iets heel anders gelezen. In het evangelie is Jezus de wijnstok en wij zijn de ranken. De druivenplant heeft een houten deel, dat de winter overleeft, waaruit in de lente de groene delen groeien, de ranken. In de herfst dragen die ranken de druiven, de “rijke vrucht” van het evangelie. En zoals water en voedingsstoffen door de wijnstok naar de ranken gaan, zo gaat het leven door Jezus naar ons, zodat wij, net als de druivenranken, vrucht kunnen dragen. Dat is iets heel anders dan dat stuwende ritme in het gedicht, dat alleen maar tot verandering leidt zonder dat het iemand interesseert of dat goed is of slecht. Door Jezus dragen we vruchten. Daarmee kunnen we iets betekenen voor anderen en dus ook voor onszelf.
In het evangelie wordt over de wijnstok en de ranken gezegd dat ze in elkaar zitten: wij zijn in Christus en Christus is in ons. In de brief van Johannes staat dat ook: wie de geboden van God onderhoudt, blijft in God en God blijft in hem. Dat in elkaar zijn is een uitdrukking van liefde. Als mensen veel voor elkaar voelen, gaan ze op elkaar lijken. Door de liefde wordt je een beetje één met de ander, je wordt een beetje zoals de ander. In een huwelijk kun je dat soms best merken. In de lezingen wordt dat uitgedrukt als: we zijn in Christus en Christus is in ons. De mens gaat een beetje op God lijken en God op de mens. Dat is natuurlijk ook Christus.
Dat is erg mooi, veel mooier dan wanneer er alleen maar onverschillige verandering is. Degene die was overleden en van wie ik de rouwkaart had gekregen, was een oude cliënt van me. Hij was een paar keer in mijn kantoor aan huis geweest. Daar had hij ook een kruis zien hangen en hij vroeg er een keer naar. Ik zei toen dat ik katholiek was. Hij verbaasde zich daarover, want wie was er tegenwoordig nou nog katholiek. Komen er wel jongeren in jullie kerk?” vroeg hij nog. Tsja, wat zal ik zeggen; hij had wel een beetje gelijk. Dat mooie geloof trekt duidelijk steeds minder mensen en steeds meer mensen denken dat ze in zo’n onverschillige wereld leven, zoals dat gedicht beschrijft. Het geloof wordt ook minder vanzelfsprekend, minder overtuigend als steeds minder mensen het met je delen. Waarom zouden steeds meer mensen van zo’n nietszeggend ritme uitgaan als er echt een liefdevolle God zou zijn. Hoe kunnen we daarom weten dat het echt waar is dat God ons leven geeft uit liefde en zelfs alles geeft waar wij om vragen, wat zowel in de brief staat als in het evangelie?
Jacobus schrijft in zijn brief dat we weten dat ons geloof waar is als het ons ertoe brengt dat we goede daden verrichten. Johannes zegt in zijn brief hetzelfde: we moeten liefhebben met concrete daden en dan krijgen we vanzelf de zekerheid dat we thuishoren bij God. Als we de liefde ten uitvoer brengen, gaan we ons er zeker van voelen niet alleen dat er een God is, maar ook dat we bij Hem thuis zijn. De liefde van God wordt voelbaar. Johannes noemt het in de brief een gebod van God om van harte te geloven in zijn zoon en elkaar lief te hebben. In het volgende hoofdstuk van de brief staat dat alle liefde van God komt. Uiteindelijk komt liefde niet van ons, God schenkt het en wij moeten die liefde doorgegeven. Ik denk dat daardoor in alle liefde iets goddelijks bespeurbaar is en als we liefhebben met concrete daden kunnen we die God voelen.
Vorige week ging het evangelie over de Goede Herder. En vandaag hebben we psalm 23 gelezen. Daarin wordt heel duidelijk gezegd dat God ons leidt en dat we daarom geen onheil hoeven te vrezen. Voorspoed en zegen verlaten ons niet. Laten we daarbij de eerste lezing bekijken. Paulus had de Christenen vervolgd, maar hij was bekeerd op weg naar Damascus, toen Jesus aan hem was verschenen. Toch was het niet gek dat de leerlingen bang van hem waren. Je kon toen gedood worden als je Christen was. In de lezing wordt daarmee gedreigd, en met de heilige Stefanus was het gebeurd. En misschien had Paulus die verschijning op de weg naar Damascus wel verzonnen om erachter te komen wie zich Christen noemde, zodat hij die in de gevangenis kon gooien. Je kunt niet zomaar denken, ondanks psalm 23: God houdt voldoende van me, om mij als dat nodig is, te redden. Dingen kunnen fout lopen. Ook als je elke week naar de kerk gaat, kun je zomaar corona oplopen. Gaat God dan toch niet lijken op zo’n stuwend ritme, dat alleen maar alles doelloos verandert? Maar psalm 23 is natuurlijk waar, alleen net als bij de lezingen, kunnen we dat alleen weten als we zelf daden van liefde doen. Dan laten we God spreken en kunnen we leven in zijn voorspoed. God zal zijn licht en zijn waarheid niet in de geest gieten van mensen die daar niet in geloven. God is deemoedig: Hij buigt zich in eerbied voor de kleinen, maar voor de wijzen en verstandigen heeft Hij de heilige dingen verborgen. Het is Gods vreugde om bij de kinderen der mensen te zijn. Hij is de deemoedig liefhebbende en Hij laat ons helemaal vrij om te doen of te denken wat we maar willen, zoals dat deze wereld wordt geregeerd door onverschilligheid en zinloosheid. Ook de wereld spreekt dat niet tegen. Alleen daden van liefde doen dat. Barnabas heeft in de eerste lezing op die manier lief: hij trok zich het lot van Paulus aan. Die werd door iedereen op een veilige afstand gehouden. Dat was natuurlijk niet prettig voor hem en Barnabas ontfermde zich over Paulus. Toen bleek dat angst en voorzichtigheid niet nodig waren.
Dat liefhebben in concrete daden waar Johannes over spreekt, is niet altijd zo makkelijk. Niet alleen vanwege die wereld, maar ook, ja, wat kunnen wij? Wat kan ik, eenzaam en machteloos als ik ben? Of misschien, zwak en ziek als ik ben. Maar God kent ons en Hij heeft ons lief ook als we zelf vinden dat we maar weinig voorstellen. Hij weet wie we zijn. Hij houdt van ons, omdat Hij weet wie we zijn, en Hij heeft die voorkeur voor de kleinen en de zwakken. We ontvangen liefde van God, die we kunnen doorgeven. Johannes heeft het niet alleen over naastenliefde. De zieken en de eenzamen kunnen net als de kleinen veel liefde geven. Als we elkaar liefhebben met concrete daden en dat kan ook de acceptatie van zulke daden zijn, dan stroomt de liefde door ons en door de mensen om ons heen. Dan groeien we uit de ware wijnstok, leven we in gemeenschap met elkaar en kunnen vrijmoedig met God omgaan, en vrucht dragen.
Mogen wij dan, Heer, uw liefde tot uitdrukking brengen, zodat wij en de mensen om ons heen bij U thuis kunnen zijn.
Peter Commandeur