2 Koningen 4, 42-44; Joh. 6, 1-15
Een paar weken geleden was er een cliënte op bezoek in mijn kantoor aan huis. Ze was er voor het eerst en dat kantoor is eigenlijk gewoon de woonkamer. Er hangt bv. een kruis aan de muur. Ze keek een beetje om zich heen en in de boekenkast zag ze twee dikke boeken naast elkaar staan, die allebei in grote letters “Jezus” op de kaft hadden; één heb ik nog van pastor Leo gekregen. Toen zei ze een beetje spottend “Jezus, Jezus”. Ze had het nog even over hoe onzinnig het begrip ‘het Woord’ was. Ik ging er tegenin maar het ging al snel over haar zaak. De volgende dag kreeg ik excuses van haar over de e-mail. Die cliënte was eigenlijk tamelijk stereotypisch. Het Christendom en de moderne samenleving zijn geen vrienden van elkaar. Ik woon in het centrum van Amsterdam, waar tegenwoordig weer veel toeristen zijn, meestal jonge mensen. En ik weet tamelijk zeker dat ze niet geloven in God. En dan is het niet eens zo dat ze erop tegen zijn, maar ze weten er niks van en het interesseert ze niet. Daarom moet nu bij ons de Annabon sluiten. En dat gaat niet alleen om de ABG-parochie, of om Amsterdam of zelfs maar om Nederland. Laatst sprak ik iemand die uit Noord-Engeland kwam en zij zei dat hun “vicar”, de dominee, op de zondag 5 kerken moest bedienen, met gemiddeld 7, 8 mensen per kerk. Ze was Anglicaans, dat is een staatskerk, dus de staat zal het onderhoud van al die kerken wel betalen. Bij ons gaat het anders.
Zojuist hoorde u het wonder van de wonderbare broodvermenigvuldiging en we zijn moderne mensen; gelooft u dat? Is het mogelijk dat Jezus van vijf broden en twee vissen voldoende brood en vis maakte om vijfduizend mensen te eten te geven? En als dat mogelijk is, waarom doet Hij dat niet wat vaker. Er zijn nu ook mensen genoeg, zeker in armere landen, die best wat extra voedsel kunnen gebruiken. De vraag dringt zich op: hoe weten we, in een samenleving waarin de kerk steeds sneller aan het verdwijnen is, dat het toch waar is wat we geloven. Ik denk dat daar twee antwoorden op zijn.
Het eerste is dat we Gods liefde kunnen voelen in ons hart. Je kunt wel denken waarom vermenigvuldigt God niet wat vaker het eten, maar ja, wanneer hebben wij nu tekort eten? Ik ben in ieder geval nog nooit hongerig naar bed gegaan. En ook ons eten is door God geschapen met een zelfde liefde voor ons als de liefde waarmee Jezus bezorgd was voor die 5000 mensen. Dan is het natuurlijk zo dat we de liefde van God niet altijd goed kunnen voelen, maar soms wel. Misschien moeten we vaker een dankgebed bidden. De psalm van zojuist drukt dat heel goed uit: De ogen van allen zien hoopvol naar U, / U geeft hun te rechter tijd voedsel./ U opent uw hand voor alles wat leeft / voldoet aan al hun verlangens. Het gaat niet eens alleen om mensen, alle levende wezens hebben een relatie met God. En die relatie legt niet alleen op God een verplichting. Ook als wij dingen niet zo goed doen of ze een beetje laten zitten, doen we afbreuk aan Gods liefde voor ons en voor degenen die we te kort doen. Er ontstaat afstand in de relatie, waardoor we Gods vergeving nodig hebben. De liefde van de levende God en de liefde voor die God hebben veel vormen, die in ons hart voelbaar zijn.
Het tweede antwoord op die vraag, hoe we weten dat het waar is wat we geloven, is dat het is gebaseerd op de bijbel en op de uitleg daarvan door de kerk. En hoe we weten dat dat waar is, bv. omdat het al tweeduizend jaar zo gaat. Kijken we naar de eerste lezing. De profeet Elisa doet daar een zelfde wonder als Jezus. Kort voor dat wonder in hetzelfde hoofdstuk, wekt Elisa een jongen op uit de dood. Jezus doet dezelfde wonderen als Elisa, en dat is geen toeval. Jezus doet niet zomaar wat Hem goed lijkt: Hij stelt zich onder de wil van God, zoals die in het OT geopenbaard was. God laat zijn liefde en zijn wil kennen, niet alleen aan ons, in ons hart, maar ook in de bijbel en aan de kerk.
En wat moeten we als de kerk dreigt te verdwijnen? Augustinus, de kerkvader, heeft een aantal keer geschreven dat we konden zien dat het Christendom waar was, omdat het zich zo snel verspreidde. Dat was in de vijfde eeuw. De omgekeerde redenering lijkt nu voor de hand te liggen. Laatst vroeg een collega, heel voorzichtig, aan mij of ik tegen homosexualiteit was. Ik kan dan alleen een diepe zucht slaken. Soms lijkt het of alles wat de kerk zegt en doet, in strijd is met wat iedereen denkt dat goed is. Is het dan nog wel de wil van God? Laten we nog eens naar het evangelie kijken. Het eindigt ermee dat de mensen Jezus tot koning willen uitroepen. Dat was geen gekke gedachte. Israel was bezet door de Romeinen, en dat waren wrede en gulzige bezetters. Natuurlijk wilden de mensen iemand hebben die hen van die Romeinen zou bevrijden. En Jezus deed wonderen. Dan is het niet vreemd dat ze hoopten dat het wonder van Israels bevrijding door Hem uitgevoerd zou worden. Maar Jezus dacht er anders over. Hij vluchtte weg in het gebergte. Later zou de beschuldiging dat Jezus koning van de Joden was, de reden zijn dat hij gekruisigd werd. Jezus had een goede reden om te vluchten, maar dan komt meteen de vraag op waarom het niet Gods wil was dat Israel van de Romeinen werd bevrijd. En dat lijkt wat op de huidige situatie. Er zijn geen bezetters die de kerk onderdrukken maar het gaat wel erg slecht, net als met het Jodendom, Gods volk, in de tijd van Jezus. En de wil van God daarover is nogal onbegrijpelijk. Maar dat is, je zou haast zeggen, normaal. Het evangelie eindigt ermee dat Jezus alleen is in het gebergte. Dat lijkt op zijn eenzaamheid in Gethsemane en aan het kruis, toen zelfs God Hem had verlaten. Johannes schrijft ook nog dat het vlak voor Pasen is. Gods wil, zijn liefde, zijn werkzaam in een heel ingewikkelde wereld.
God is niet zomaar een beschermende moeder, een veilige vriend of een grote bekeerder. We hebben God niet in onze zak zitten. God eerbiedigt onze vrijheid en wij moeten de zijne eerbiedigen. Geloof is liefde, en iemand liefhebben betekent op die persoon vertrouwen, ook als je hem niet begrijpt. Het is belangrijk om een goede relatie met God te hebben, maar daarbij moeten we niet verwachten dat Hij precies zal doen wat wij denken dat goed is. God is geen gerieflijke God. Hij is er bovendien niet alleen voor ons, wij zijn er ook voor God. Daarbij helpt de kerk. Natuurlijk, de kerk kan gekke dingen zeggen, maar ook heel mooie dingen. En door die mooie dingen moeten we ons laten leiden. In de gebeden van de kerk kunnen we onze twijfels laten gaan en vertrouwen op de waarheid ervan. God vraagt om een deemoedig vertrouwen op Hem en het is arrogant om God te vertellen hoe Hij het zou moeten aanpakken. God heeft ons lief en lijdt met ons en zoals wij, verlangt Hij naar de eeuwige Paasmorgen. Wij weten niet waarom God zo lang wacht, maar we moeten ons overgeven aan die eigenheid die we niet begrijpen. Moge dan de Heer ons bij zich nemen en ons de kracht geven Hem te aanvaarden en zijn liefde te beantwoorden.
Peter Commandeur