Handelingen 2,1-11; 1 Cor. 12:3b-7, 12-13; Joh. 20,19-23
Al weer een tijd geleden, wel een jaar of 30 denk ik, hoorde ik een verhaal over een dame van het dorp waar ik geboren ben. Haar man was na een huwelijk van ruim 50 jaar overleden en vervolgens was zij helemaal opgeleefd. Ze ging ineens leuke kleren dragen, vrijwilligerswerk doen in de kerk en ze nam een hondje.
Pinksteren is het feest van de Geest, en de Geest is de goddelijke liefde tussen de Vader en de Zoon, en ook tussen God en ons. Liefde is erg mooi; er zijn ook veel romans en gedichten over, en kenmerkend is dat er zekere eenheid ontstaat. Als je iemand liefhebt, wil je het goede voor die persoon opdat hij gelukkiger wordt, alleen al omdat jij dat dan ook wordt. En als het wederzijds is, wil die ander dat voor jou. Dan kan je zelfs het eigen geluk nastreven om de ander gelukkig te maken. Er ontstaat een soort eenheid. Of neem het volgende gedichtje: Ik ben niet mijzelf, jij bent niet jouzelf, of zekerheid bezeten,
want ik ben jou en mij, jij mij en jou, oh weten.
Zeg dan, als meest volmaakte, oh schone van de Dapperstraat,
of jij misschien meer mij of ik meer jou mag heten.
Maar dat voorbeeld uit het begin geeft al aan dat het ook ingewikkeld is. Die vrouw was te weinig zichzelf gebleven, en daardoor waarschijnlijk weinig gelukkig geweest. En de echtgenoot had vermoedelijk veel te weinig liefde gehad, maar ik heb ze nooit gekend. Het is moeilijk om een beetje een ander te worden en ook jezelf te blijven. Wij zijn individuen, op een wezenlijke manier afgesloten voor elkaar. We kunnen ons niet helemaal geven, want dan blijven we zelf niet in stand, ongeacht allerlei mooie gedichtjes of romans.
En daarmee kom ik op Pinksteren, want in de Heilige Geest is dat anders. Dan kunnen we onszelf helemaal geven en toch onszelf blijven. Dat komt omdat de Geest een openheid in de mensen schept, waarin Christus kan binnengaan. Hij kan in ons zijn, in wat ook een liefdesverhouding is, zonder dat we minder onszelf worden. Christus, of God, kunnen we zonder meer liefhebben. Of eigenlijk, hoe meer we Christus, toelaten in onszelf, des te meer worden we onszelf. Want Christus is de waarheid van alle dingen, ook van onszelf. We leven gewoon, doen ons werk, en wat we verder allemaal moeten doen, maar ook leven we met Christus, in Christus. En hoe meer we Hem liefhebben, hoe meer we onszelf worden. Eigenlijk worden we pas helemaal onszelf als Christus in ons woont. En dat is Pinksteren. Dat is hoog gegrepen, maar Pinksteren is ook het feest van de nieuwe schepping, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In het evangelie staat dat Jesus over de leerlingen blies. Dat deed Hij op dezelfde manier als waarop God in het begin van Genesis de levensadem in de neus van de mens blies, om hem tot een levend wezen te maken. We hebben psalm 104 gezongen, de scheppingspsalm, want door de Geest wordt de wereld herschapen. Jesus schonk aan de leerlingen de Heilige Geest en daarmee maakte Hij ze nieuw, als een tweede schepping. Paulus noemt dat in de lezing van vandaag het meedelen van de openbaring van de Geest. En eigenlijk gebeurt dat aan ieder van ons. De Heilige Geest werkt niet alleen tussen Christus en ons, maar ook tussen ons onderling, zelfs in zo sterke mate dat we, weer in Paulus’ woorden, één lichaam kunnen worden: het lichaam van Christus. We kunnen zo dicht bij elkaar zijn als de hand en de voet van een lichaam, terwijl we niet minder onszelf blijven, zoals de voet en de hand elkaar van dienst zijn en aanvullen en toch helemaal voet en hand blijven.
Door de Heilige Geest ontstaat er een groep mensen, die zeggen, in Paulus’ woorden, “Jezus is de Heer”. Pinksteren is het begin van het Christendom, het begin van de kerk. Er is één Geest, één Heer en één God, en die leiden tot één kerk, waarin we allemaal met elkaar verbonden zijn en afhankelijk van elkaar zijn, zoals de ledematen van een lichaam. De band daartussen is die van de liefde. Christus woont in ons als wij deel van de kerk zijn. De liefde voor God, de liefde van God, en de betrokkenheid op elkaar, maakt een innigheid met anderen mogelijk, waarbij de eigenheid in stand blijft. We zien iets van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar iedereen in de ander zal zijn, in vrijheid en eerbied. Paulus noemt dat de vrijheid in Christus. Van Augustinus is de fraaie uitspraak: heb lief en doe wat je wilt. Zolang we God liefhebben, kunnen we doen wat we willen, en dat is de vrijheid in Christus.
En dan is ook dit weer te mooi. Egoïsme, dominantie, gemakzucht en ook zelfopoffering, bestaan gewoon. Dat komt omdat ook de vrijheid in Christus een uitdrukking is van de nieuwe schepping en die is er nog maar voor een klein deel. Maar Paulus laat er iets van zien en in de eerste lezing is dat nog duidelijker. Daar gaan de leerlingen vreemde talen spreken, die zij zelfs nooit geleerd hadden. Talen zijn scheidslijnen. Mensen die dezelfde taal spreken, horen daardoor tot een bepaalde groep, en mensen die die taal niet spreken of niet goed spreken, horen in veel mindere mate tot die groep. Ik heb al een paar keer een Oekraïense dame ontmoet, die 70, 75 jaar is en alleen een Oekraïens dialect spreekt. Ik spreek helemaal geen Oekraïens of Russisch en het is erg frustrerend om dicht bij iemand te zijn en begrip te hebben voor haar nogal ongelukkige situatie -want je moet er toch niet aan denken om op die leeftijd in een volstrekt vreemd land te moeten leven- terwijl ik haar zelfs geen woord van troost kan zeggen. Ondanks mijn begrip, blijven we wezenlijk vreemdeling en geen van beiden kunnen we daar iets aan doen. Maar in de Geest is dat anders. De liefde van de heilige Geest betekent niet dat twee mensen één worden, zoals in dat gedicht, en ook betekent het geen gezindheid van zelfopoffering. De liefde van de Geest betekent openheid voor anderen en zelfverwerkelijking. En in het Pinksterverhaal gaat de openheid voor de ander zover dat men zelfs de moedertaal van anderen gaat spreken. De verschillen tussen de volkeren worden opgeheven, doordat de leerlingen openstaan voor de leden van al die volkeren, opdat ook zij de liefde van God zullen ervaren, de vrijheid in Christus. Ook zij zullen iets van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde proeven. De leerlingen geven hun daartoe de mogelijkheid, een daad van liefde die het begin is van de kerk.
In het evangelie toont Jezus de wonden in zijn handen en zijn zijde. Hij laat zien dat Hij degene is die overleden was aan het kruis, waar Hij de Geest had overgegeven. Maar met Pasen ontving Hij de Geest terug en is Hij verrezen, als eerste van de nieuwe schepping. Nu ontvangen ook de leerlingen de Geest, opdat ook zij zullen verrijzen in die nieuwe schepping, waarin ze zo dicht bij elkaar staan dat ze elkaars zonden kunnen vergeven, vanuit begrip en liefde. Ook de dingen die fout zijn gelopen door frustraties en wanhoop, door onnadenkendheid en domheid, verdwijnen in Gods liefde en creëren geen afstand meer. Christus kan in ons wonen, ook als we er een puinhoop van hebben gemaakt, zolang we berouw hebben en ons best doen. Daarom, liefhebbende God, verlaat ons niet en neem nooit uw Heilige Geest van ons weg.
Peter Commandeur