Overweging op de derde zondag in de Advent
Jes. 35:1-6a, 10; Jacobus 5:7-10; Mattheus 11,2-11
Laatst zat ik in de trein -ik was bezig met deze preek- toen de telefoon overging bij twee mensen, een man en een vrouw, die een paar banken van me af zaten. De telefoon stond op de luidspreker en degene die belde, zei dat ze zou komen ophalen en het was al tien voor tien; ze moesten iets afspreken. Oh, is het al zo laat, vroeg de dame; ja, we zijn ons verlanglijstje aan het invullen voor Sinterklaas. Dan vliegt de tijd.
Inderdaad, de tijd kan vliegen, zeker bij verlanglijstjes die best wel werkelijkheid kunnen worden. Maar soms is dat heel anders. In de eerste lezing zegt Jesaja dat de mensen de glorie van de Heer zullen aanschouwen -en dat is niet zomaar wat- maar nu nog niet. Ze moeten wachten en als er dan pijn en gejammer is, gaat de tijd langzaam. En dat is ook zo als de mensen moeten wachten met geduld en moed op de komst van de Heer, zoals in de tweede lezing. Maar in het evangelie zegt Jezus dat Hij degene is die zou komen en nu ook echt gekomen is, want de lammen gaan lopen, de blinden zien en de doven kunnen horen. Dan zou je denken dat het wachten voorbij is. Maar er is meer aan de hand, want het is een antwoord aan Johannes de Doper, die in de gevangenis zat, onschuldig nog wel en toch werd hij niet door Jezus bevrijd. Vorige week nog hoorden we Johannes zeggen: “Bekeert U want het Rijk der Hemelen is nabij.” En vandaag is dat Rijk er en Johannes ziet het niet! Maar hij zat ook in een heel benarde situatie. Een paar hoofdstukken hiervoor staat dat Johannes gevangen was gezet omdat hij tegen koning Herodes had gezegd dat die niet mocht trouwen met zijn schoonzuster, en koning Herodes hield niet van mensen die hem tegenspraken. Drie hoofdstukken na het huidige hoofdstuk beschrijft de evangelist hoe het afliep: Herodes was getrouwd met z’n schoonzuster maar durfde Johannes niet te doden, omdat die een profeet was. Zijn nieuwe vrouw, die haar positie als vrouw van de koning een stuk verbeterd vond en het dus erg oneens was met Johannes, had daar minder moeite mee. Mattheus vertelt dat de vrouw een dochter had die erg mooi kon dansen. Na een heel mooie dans kreeg ze Herodes zo ver dat die een wens van haar zou vervullen. Opgestookt door haar moeder wilde de dochter toen het hoofd van Johannes de Doper, op een schaal. En zo kreeg ze dat ook van Herodes. Johannes zit dus in de gevangenis, als gevangene van een zwakke, laffe koning en een wraakzuchtige vrouw, en zijn overleven hangt af van een wankel evenwicht tussen die twee. Ik denk dat hij daardoor begint te twijfelen, aan Jezus en aan alles wat hij gezien en gehoord had. Hij had tenslotte bij de doop van Jezus een stem uit de hemel horen zeggen: “Dit is mijn veelgeliefde zoon.” Maar zelfs grote profeten twijfelen soms aan dat Rijk der Hemelen, omdat er van die vreselijke dingen gebeuren. Maar Jezus steunt zijn geloof en zegt dat Hij degene is die zou komen en dat diegene gelukkig is die aan Hem geen aanstoot neemt. Dat is een wat slordige vertaling. Er wordt bedoeld: Gelukkig degene die zijn geloof, zijn hoop op Jezus kan behouden, ondanks rampen die hem overkomen.
En wat betekent het dan dat Christus is gekomen? Lammen en blinden kunnen zien, maar onschuldigen, zoals Johannes, worden toch niet uit de gevangenis bevrijd. En nu, 2000 jaar later, is er nog steeds veel ellende. Wat is voor ons het belang ervan? Mijn moeder is al enige tijd in een verpleeghuis. Ze wordt best goed verzorgd maar ze is tamelijk ongelukkig, omdat ze allerlei kwaaltjes heeft en omdat ze heel graag thuis wil zijn. Begrijpelijk, maar ze vergeet dat ze niet meer zelfstandig kan wonen en ook in haar eigen huis die kwalen zal hebben. Ik breng haar de ziekencommunie en het is nu advent, dus de laatste keer noemde ik de komst van de Heer en de hoop die we daarop konden hebben. Het mooie daarvan is dat die hoop al in dit leven gevolgen heeft. Ook al is datgene waarop we hopen, het leven in Gods liefde en vreugde, pas na de dood volledig aanwezig, in het geloof is er ook al iets van ervaarbaar in dit leven, volgens Benedictus XVI in zijn fraaie encycliek over de hoop. De hoop schenkt toekomst en is de basis van een vreugde die in principe onafhankelijk is van de omstandigheden waarin we leven. Ik denk dat Christus dat bedoelt met de uitspraak dat degene die verwacht werd, gekomen is. We hebben toegang gekregen tot het Rijk der hemelen, dat begint op deze wereld, ook al zal het echte leven met God er pas na de dood zijn. De dood is niet het einde omdat God ons liefheeft en niet wil dat we verdwijnen, maar bij Hem zijn. De dood is alleen maar de genezing van de tijdelijkheid volgens Kerkvader Ambrosius. Door Gods liefde worden we verwacht. Niet alleen wij wachten op de komst van God, maar God wacht ook op ons. We mogen leven in de hoop en we kunnen al nu iets ervaren van de vreugde die we na de dood kunnen ontmoeten. In woorden van Paulus zijn we vrije kinderen van God. Maar niettemin. Ik probeerde er iets van aan mijn moeder over te brengen, maar zij zei, mopperend: “Ja, daar heb ik nou wat aan.” Dat is niet gek. Johannes in de gevangenis zal er ook wel zo over gedacht hebben.
Hoe pakken we het aan: leven in hoop en vertrouwen op de komst en de nabijheid van de Heer, terwijl we misschien zelf ongelukkig zijn en er in ieder geval op de wereld veel ellende is. Laten dat het voorbeeld van Sinterklaas nog’s bekijken. Die twee mensen in de trein maakten er een grapje van maar tegelijkertijd was zelfs voor die volwassenen de voorpret van het Sinterklaasfeest serieus. Door dat verlanglijstje was Sinterklaas nabij en dat zorgde voor een zoete verwachting, waardoor de tijd vloog. Augustinus schrijft: “Het verlangen bidt altijd.” Hij spreekt dan over het verlangen naar God en als we verlangen, bidden we zonder ophouden. Het verlangen brengt God dichterbij, erg vergelijkbaar met dat verlanglijstje. En het versterkt de hoop op het leven bij God. In de tweede lezing wordt gesproken over geduld; dat is ook nederigheid, deemoed. Moed wordt genoemd. Door zulke deugden kunnen we blijven verlangen en bidden, ook al gaat het niet zo goed met ons. Ze zorgen ervoor dat je niet wanhopig wordt als het leven erg moeilijk is, omdat je in de gevangenis zit, zoals Johannes, of misschien in een verpleeghuis, terwijl God alleen maar ongeïnteresseerd lijkt. In het verlangen is God nabij, even nabij als Sinterklaas eind november. En we kunnen tot Hem bidden, onze aandacht op Hem richten en al iets proeven van de vreugde van het bij God zijn. Ons geloof en onze hoop worden bevestigd omdat we zelfs in moeilijke situaties iets van Gods vreugde kunnen ervaren, alsof we een afglans van zijn gelaat kunnen zien. Soms is het of je je arm maar hoeft uit te strekken, en je kunt God aanraken. Zo dichtbij is Hij. Over 13 en een halve dag is het Kerstavond en zal God mens worden om dit leven in de tijd met ons te kunnen delen. Net als iedereen wil God bij degenen zijn die Hij liefheeft. Moge dat onze hoop levend houden, brandend, omdat de Heer nabij is en ons bij zich wel hebben.
Peter Commandeur