2022 Preek zondag 11 september Anna-Bonifatiuskerk

11 september 2022, 24e zondag door het jaar

Gelezen: Exodus (Ex. 32, 7-11. 13-14) en uit Lucas 15, 1-32

Overweging: de vreugde van het terugvinden

In het Evangelie hebben we drie verhalen gehoord die de aandacht vestigen op de vreugde van het teruginden. In de eerste parabel over het teruggevonden schaap is de vreugde zo groot, dat de herder anderen uitnodigt om deelgenoot te zijn van vreugde: ‘Deelt in mijn vreugde’. In de tweede parabel komt de vrouw aan het woord die haar geldstuk heeft teruggevonden ook zei zegt: ‘Deelt in mijn vreugde’. Dat is ook het geval in het geval bij het verhaal over de vader en zijn twee zonen. Als er jongste is teruggekeerd is er vreugde.

De eerste lezing gaat over het joodse volk dat is afgedwaald van de belofte die God heeft gedaan. Zij verlangen weer naar de afgoden van Egypte. Maar worden teruggevonden. Laten we beginnen met het joodse volk in de woestijn.

Mozes dacht dat het geloof van het Joodse volk in God, hun bevrijder, al stevig gegrond was. Maar hij komt van een koude kermis thuis. Terwijl hij boven op de berg de tien kernwaarden (tien geboden) voor een nieuwe samenleving in steen beitelde, kreeg het volk van God andere ideeën. Van de tien kernwaarden, die in iedere ziel van het volk Gods onuitwisbaar zouden worden gegrift, dwaalde het volk – nog voordat ze ervan hoorde – al af. Het werk van Mozes boven op de berg, lijkt vergeefse moeite te zijn geweest.

Het volk van Israël – en alle afzonderlijke leden daarvan – hebben in korte tijd al veel meegemaakt. Ze zagen wonderlijke tekenen, vierden hun eerste Pesach (Pasen), gingen droogvoets door de zee. Maar het allerbelangrijkste gebeurde bij hen van binnen: ze hervonden hun ziel en werden weer mens. Ze waren geen slaaf meer, maar vrij. Ze werden weer mensen met een ziel die er toe doen. Ze werden mensen met een ziel, waarbinnen God kon herleven. De God, die er voor ieder van hen persoonlijk is. De God die met ieder van hen meetrekt – stap voor stap – door de woestijn, op weg naar het land van belofte. Daar ligt hun toekomst, als Gods volk.

Maar beneden in het tentenkamp blijkt het visioen van het beloofde land, dat hen op weg deed gaan, nog niet zo stevig verankerd als gedacht. Hun ziel moet nog wennen aan het onbekende en verlangt terug naar het ordelijke Egypte, met zijn vast omschreven goden. Ze wachtten eerst nog geduldig, daar aan de voet van de Horeb. Maar na veertig lange dagen lijkt het of Mozes, hun geestelijk leider, in de mistige wolken boven op de berg is opgegaan. Het visioen van het beloofde land vervaagt. Het volk keert terug naar het voor hen vertrouwde en bekende.

Ze willen een God, die gemaakt is van het goud dat ze zelf bij elkaar hebben gebracht. Want  zo is er een God die je kan aanraken en die tastbaar is. Ze willen een God naar praktische, menselijke maat. Ze willen een God die je in ruil voor een offer, voorspoed en geluk geeft. Ze willen geen God die met je meetrekt op je weg, maar een onbewogen God die je op een stevig voetstuk kunt zetten. God echter verlangde naar een eigen volk, een volk dat hem op de eerste plaats zet. Maar zijn plaats is ingenomen! Het gouden stierkalf dat door mensenhanden is gemaakt, roept dan ook zijn goddelijke toorn op. Als God over het volk praat, is het ineens niet meer Gods volk, maar nog enkel het volk van Mozes. Mozes moet als het ware God weer in herinnering roepen, dat het Joodse volk wel degelijk zijn volk is. Mozes is degene die vraagt of God zijn hand over zijn hart wil strijken. Mozes breekt een lans voor zijn volk dat nog als een kind is. Mozes ziet dat het volk nog klein en kwetsbaar is. Maar toch, het is echt wel volk van God. Hij brengt God zijn eigen verlangen weer in herinnering en gelukkig… God laat het  idee van vernietiging varen.

In het Evangelie hebben we het verhaal gehoord over de vader en zijn twee zonen. De vader heeft zijn zonen met liefde gevormd naar zijn beeld en gelijkenis. Hij heeft hun waarden meegegeven als barmhartigheid en recht, die zijn leven kenmerken en kwaliteit geven. Op verzoek van een van de twee zonen, verdeelt hij zijn erfenis. Heeft u er wel eens aan gedacht, dat deze erfenis niet alleen uit geld heeft bestaan? Maar dat in die erfenis ook de ziel en zaligheid van de vader opgesloten zit? De erfenis die hij met al zijn liefde geplant heeft in het hart van zijn twee zonen. De oudste zoon blijft braaf thuis en doet plichtsgetrouw zijn taken. Hij doet zijn werk, maar een vertrouwensband hebben vader en zoon niet. Er wordt nog maar weinig gepraat, ja over het werk en het weer, maar ze delen niet wat er zich in hun binnenste afspeelt. Je zou kunnen zeggen dat de oudste zoon zijn hart heeft afgesloten.

De jongste zoon verkwist de erfenis van zijn vader. Hij jaagt niet alleen zijn geld erdoorheen maar verkwanselt ook alles waarmee hij is grootgebracht. Wat een teloorgang… drank, vrouwen, vervreemding… In onze tijd zou de jongste zoon misschien voor een goed betaald, maar harteloos beroep gaan, verre vakanties hebben, luxe feestjes vieren, fanatiek sporten, of zich bezig houden met nog andere dingen, die de leegte in je ziel uiteindelijk niet blijken te kunnen vullen. Als deze jongste zoon zich dan uiteindelijk tussen de varkens bevindt, totaal vervreemd, bijna zelf tot een dier geworden, zonder ziel, realiseert hij zich wat hij heeft verloren! Hij leeft niet meer vanuit de waarden van zijn vader, die gekenmerkt worden door liefde, barmhartigheid, geduld en recht. Hij voelt het tot in zijn diepste wezen: hij is door alles wat hij heeft gedaan, beslist geen zoon meer van zijn vader. Hij lijkt zelfs helemaal niet meer op zijn vader! Nee, die gelijkenis is verloren gegaan. Op zijn hoogst zou hij nog een dagloner kunnen zijn, die alleen voor een dag werk heeft en dus aan de genade van anderen is overgeleverd. Maar de vader is nog steeds de vader die hij altijd was. Hij houdt van zijn beiden zonen, ook al gingen ze allebei hun eigen weg. Elke dag hoopt hij dat ze niet verloren gaan en bewaard worden. Over zijn jongste zoon maakt hij zich het meeste zorgen, want de oudste bevindt zich gelukkig nog in het ouderlijk huis. Hij gelooft ook, dat wat hij zijn jongste heeft meegegeven, niet helemaal verloren kan zijn. Daarom staat hij elke dag op de uitkijk! Zijn zoon zal echt – vroeg of later – zichzelf hervinden.

Wat een vreugde! Wie verloren was is teruggevonden. De vader omarmt zijn jongste zoon vol barmhartigheid. Het verlangen heeft hen overeind gehouden. In de vader en in de jongste zoon! En nu maar hopen dat de oudste zoon ook echt wil komen meevieren. Dat ook in hem de liefde en barmhartigheid voor zijn broer en voor zijn vader het wint. Want ‘wat van de vader was, is ook van hem’. De erfenis van de vaders ligt ook in deze oudste zoon besloten. Gods erfenis is in ons allemaal neergelegd in onze ziel, die ons tot zijn mensen maakt. Een ziel die helaas ook kwetsbaar is, maar al te vaak vervreemd raakt omdat we een andere weg volgen, dan het verlangen dat God in ons heeft neergelegd. Dat we dit niet laten gebeuren! Dat we onszelf dan weer hervinden.

Jezus heeft het in zijn verhalen over de schapen, de zilverstukken en de zonen over de vreugde van de hemel. Dat gebeurt als alles weer één wordt, als alles thuiskomt in de grote verbondenheid. De uitnodiging van Jezus is om de oversteek te maken, naar het perspectief van God die verdriet heeft om zijn gebroken mensengezin. Deze gebrokenheid hoorden we ook in de eerste lezing over het joodse volk dat heimwee had naar Egypte. Het gaat in al deze verhalen over eenwording en heelwording. Dat verlangen van Gods hart werd door Jezus belichaamd. Wie in dit verlangen deelt, al is het maar soms even, is op dat moment een woonplaats van God en mag zijn hemelse vreugde ervaren.

Kitty Bouwman, pastor en geestelijk begeleider.