2022 Preek zondag 12 juni Gerardus Majellakerk

Gelezen: Spreuken 8, 22-31 en Johannes 16, 12-15

Inleiding

Vorige week hebben we Pinksteren gevierd en vandaag gaat het over de heilige Drie-eenheid. Met het feest van de Drie-eenheid leert de kerk ons hoe God in elkaar zit. Maar kunnen we het Drie-eenheid wel begrijpen? God is immers een mysterie, niet te bevatten. In de eerste lezing horen we over Vrouwe Wijsheid. Zij treedt op de voorgrond in het oudtestamentische boek Spreuken. Zij was erbij toen God de wereld schiep.

Overweging

In de eerste eeuwen van het Christendom heeft men zich intens bezig gehouden met God, Jezus Christus en de heilige Geest. Kortom de Drie-eenheid. Deze discussies ontstonden in het bijzonder in relatie met de Joden. In de joodse traditie wordt niet over de drie-ene God gesproken. Voor hen is God een levende God, een mysterievol wezen. Joden gaan er van uit dat God heilig is, onbegrijpelijk, niet te bevatten met het verstand. Zij noemen God Vader. Dit vinden we in het evangelie waar Jezus tot zijn hemelse Vader bidt: abba, papa. Na zijn dood en verrijzenis en de neerdaling van de heilige Geest stond men voor grote vragen. Hoe zit het nou met God? En met Jezus die Gods Zoon is? De gave van de heilige Geest, is die afkomstig van God? Hoe zit het nu met de Vader, de Zoon en de heilige Geest? Zijn er dan drie goden, of is er maar één? Hoe verhouden die zich tot elkaar?

Dan waren er de gnostici. Volgens hen was Jezus niet werkelijk mens geworden. Hij had slechts een schijnlichaam aangenomen. Om zich tegenover hen te positioneren, heeft de kerk uitdrukkelijk in de geloofsbelijdenis opgenomen dat Jezus werkelijk mens is geworden.

Zo is er in de loop der eeuwen heel wat gediscussieerd over de drie-eenheid. Er zijn boeken over vol geschreven. Ook de kerkvader Augustinus schreef een dik boek over de drie-eenheid (De trinitate). Maar een kind moest hem leren dat de drie-eenheid een groot mysterie is, dat niet te bevatten is zijn scherpzinnig intellect. Daarover gaat het volgende verhaal.

Op het strand in Noord Afrika zag Augustinus, dat een kleine jongen een kuil had gegraven in het zand. Met een schelpje liep hij op en neer naar de zee. Hij schepte wat water in het schelpje, liep naar het kuiltje en goot daar het water in. Vervolgens liep hij weer naar de zee. Dat ging maar door. Augustinus zag dit aan, liep naar deze jongen toe en vroeg hem: wat ben je toch aan het doen? De kleine  jongen zei: ik ben de zee aan het leegscheppen in dit kuiltje. Augustinus moest lachen en zei: Lieve jongen, dat kan toch niet. Kijk eens naar al dat water in die zee. Dat kan toch nooit in die kuil van jou. Maar deze jongen liet zich niet van zijn stuk brengen, en zei tegen die grote Augustinus: het is voor mij gemakkelijker de zee leeg te scheppen in dit kuiltje, dan voor u het mysterie van God te begrijpen. Beter had die kleine jongen dit niet tegen deze grote theoloog kunnen zeggen. Het is gemakkelijker de zee leeg te scheppen, dan het mysterie van God te kennen. Zo ontdekte de kerkleraar Augustinus dat God een mysterie is, dat niet te bevatten is met het verstand.

Ons geloven is geworteld is in de joodse en Bijbelse traditie. Binnen deze traditie speelt wijsheid een belangrijke rol. Als we spreken over wijsheid dan gaat het al gauw over levenservaring: ‘wijsheid komt met de jaren’. Wijsheid duidt ook op inzicht: je weet hoe je in een bepaalde situatie moet handelen. In de eerste lezing die we zojuist hebben gehoord, gaat het niet over wijsheid als levenservaring, inzicht of praktische wijsheid. In de lezing van vandaag gaat het over Wijsheid als persoon. Vrouwe Wijsheid is een lerares die ons levenswijsheid leert, en als gastvrouw nodigt ze ons uit haar zelfgebakken brood te eten en haar wijn te drinken (Spreuken 9, 5).

Zij treedt op de voorgrond in verschillende oudtestamentische boeken: Spreuken, Job, Baruch en in de wijsheidsboeken van Salomo en van Jezus Sirach. In de joodse wijsheidstraditie is vrouwe Wijsheid prominent aanwezig. In het Hebreeuws is vrouwe Wijsheid: chokma; in het Grieks: sophia.

In eerste lezing uit Spreuken die wij zojuist hebben gehoord, vertelt vrouwe Wijsheid over haar goddelijke oorsprong: ‘De eeuwige God heeft mij geschapen als eerste van zijn werken’ (Spreuken 8, 22). In een andere vertaling lezen we dat de Eeuwige Wijsheid verkreeg aan het begin van de weg. Deze vertaling laat zien dat God wijsheid ontving. Het gaat er in ieder geval om dat er sprake is van een bijzondere relatie tussen vrouwe Wijsheid en God aan het begin van de schepping. Wijsheid was erbij toen God alle dingen tot leven riep: de aarde, de oceanen en de bronnen, de bergen en de heuvels, de wind, de wolken en de hemelkoepel. Zij was erbij toen dit alles door God werd geschapen. Met haar als vertrouwelinge aan zijn zijde schiep hij de wereld. Zij is Gods lieveling, zijn troetelkind (Spr. 8,30).

In de wijsheidsboeken worden er fantastische eigenschappen aan vrouwe Wijsheid toegeschreven: ze is beweeglijk, zuiver, scherpzinnig, menslievend, standvastig (Wijsh. 7, 22-23). Daaruit blijkt dat ze verstandig is, op een subtiele manier. Ze is niet oppervlakkig. Wijsheid is integer en houdt vol. Ze heeft iets zorgeloos, ze is weldadig en menslievend. Ze is bedacht op het goede. In Wijsheid zien we heel helder dat God wil dat het de wereld en de mensen goed gaat. ‘Zij is immers de onbeslagen spiegel van Gods werkzaamheid en het beeld van zijn goedheid’ (Wijsh. 7, 26). Wijsheid wordt voorgesteld als Gods vertrouwelinge. Zij was erbij toen de wereld werd geschapen. De uitspraak ‘en God zag dat het goed was’ uit het scheppingsverhaal (Genesis 1) gaat over de instemming van God en Wijsheid met de schepping. Het woord ‘goed’ hoeft niet te betekenen dat God samen met Wijsheid van een afstand naar de schepping keken en concludeerden: ‘ja, dat is precies zoals wij het bedoelden.’ Nee, God en Wijsheid werden er blij van toen ze de schepping zagen. Het maakte hen gelukkig, het gaf hen vreugde.

In het evangelie vertelt Jezus op de vooravond van zijn sterven aan zijn leerlingen over de komst van de Geest van de waarheid. Hij zal jullie naar de volle waarheid brengen (v. 13). Waarheid is niet alleen het doel. Waarheid is ook de weg waarop zij door de Geest moeten worden ingevoerd. Zoals ook wel eens over vrede wordt gezegd: er is geen weg naar vrede, vrede is de weg. Zo zou je hier kunnen lezen: er is geen weg naar waarheid, waarheid is de weg.

De Geest der waarheid die de leerlingen ontvangen hebben met Pinksteren, handelt en spreekt niet namens zichzelf. De Geest der waarheid staat in een intieme verbondenheid met Jezus en zijn Vader. De Helper zal de betekenis van wat Jezus heeft gezegd en gedaan aan het licht te brengen, ook voor ons in deze tijd. Hij zal de overgeleverde woorden tot leven laten komen en werkzaam doen zijn in onze situatie.

En daarmee zijn we aangekomen bij de inhoud van het feest van de Drie-eenheid. De leerlingen zullen dezelfde Geest ontvangen als die Jezus bezield heeft en die van de Vader komt. De leerlingen worden dragers van zijn Geest, vertolkers van zijn Woord, uitvoerders van de droom van de Allerhoogste. Niet alleen de leerlingen, ook wij mogen de Geest van God ontvangen.

Als wij vervuld worden van Gods Geest, gaat het niet om het behartigen van onze eigen belangen. Het gaat om wie ons nodig hebben, om de mensenkinderen in wie God zijn vreugde vindt. De Geest zoekt om ons deel te laten zijn van Gods droom, om deel uit te maken van wie God zelf is. Als wij woning willen zijn voor de heilige Geest, zal de schepping vorm krijgen zoals God die voor ogen heeft. Dan is het goed. Er zal plaats zijn voor iedereen, vooral voor de wie verstoten zijn, vervolgd en geminacht worden. Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer.

Dr. Kitty Bouwman, geestelijk begeleider