2022 Preek zondag 16 oktober Anna-Bonifatiuskerk

INLEIDING

We zijn aangekomen op de 29e zondag door het jaar. In de evangelielezing vertelt Jezus de gelijkenis van de weduwe en de rechter, die zich aan niets en niemand iets gelegen liet liggen. Jezus vertelt de gelijkenis op zijn leerlingen aan te sporen tot een vasthoudend gebed. De lezingen van vandaag bracht míj op allerlei onvermoede paden, daarover zal ik u straks vertellen.

Ik moest ook denken aan professor Hemelsoet, die mij lang geleden les gaf in het Nieuwe Testament. Hij had een aantal gevleugelde woorden en één daarvan was: theologie is een beleefd vak, je moet altijd met twee woorden spreken. Dat wil zeggen: het is vaak niet A óf B, maar A én B. A en B sluiten elkaar niet uit, ze horen juist bij elkaar. Dat uitgangspunt, dat je met twee woorden moet spreken, ga ik straks in mijn overweging gebruiken.

OVERWEGING op de negenentwintigste zondag door het jaar in de AnnaBon, 16 oktober 2022

Lezingen: Exodus 17, 8-13 en Lucas 18, 1-8

Zusters en broeders,  

Wandelen vind ik fijn. Af en toe een lange dagtocht maken hoort daar zeker ook bij. Zo’n dagtocht bereiden we voor: we zoeken een wandelroute op en nemen de routebeschrijving mee. Maar ondanks die goede voorbereiding en de routebeschrijving hebben we ook talent voor verdwalen. Sommige mensen zeggen dan heel positief: je moet verdwalen vooral zien als kans op avontuur, maar mij is dat nooit echt goed gelukt.

We waren aan het wandelen in Griekenland, en we volgden de routebeschrijving nauwkeurig, maar toen kwamen we op een open plek in het bos waar de routebeschrijving niet meer klopte met wat we zagen. Nog een keertje lezen, nog een keertje kijken, nee echt niet. Irritatie begon op te komen.  Alsjeblieft, we zouden nu even best wat hulp kunnen gebruiken, dacht ik.

En toen was daar opeens die man de ons de weg wees, die zei: ‘It’s that way, daar moeten jullie heen’. Hij had daar al wel vaker wandelaars zien staan en twijfelen, dus hij had gedacht: laat ik ze even helpen. Hoera, hartelijk dank!

In het evangelie van vanmorgen gaat het over bidden. Jezus vertelt een gelijkenis aan zijn leerlingen om te laten zien dat zij altijd en vasthoudend moeten bidden. De gelijkenis gaat over een weduwe die haar zijn kreeg van een rechter, hoewel die  rechter is zich aan niets en niemand iets gelegen liet liggen.

Deze gelijkenis brengt mij een beetje in verwarring. Want bidden, dat is voor mij rustig in je stoel gaan zitten, ontspannen en je zo ontvankelijk mogelijk opstellen en met God proberen te praten. Dat is vast ook een manier, maar de weduwe uit het evangelie doet dat niet. Zij blijft niet in haar huis of gaat niet naar de synagoge om God te vragen dat Hij er voor zorgt dat die rechter voor haar een goed beslissing neemt. Nee, ze gaat erop uit om zelf bij die rechter voor elkaar te krijgen wat zij wil en zo wordt haar gebed verhoord.

Zo gaat het ook in de eerste lezing: Mozes houdt zijn armen opgeheven en zolang hij zijn armen omhoog houdt, winnen de Israëlieten. Het zijn de soldaten die erop uitgaan om tegen Amalek te vechten die de overwinning behalen. Zo wordt het gebed van Mozes verhoord.

O, hoor ik u denken, zeg je nou dat mensen zelf maar moeten zorgen dat hun gebeden verhoord worden?

Dit is denk ik een moment om de woorden van professor Hemelsoet erbij te halen: theologie is een beleefd vak, je moet altijd met twee woorden spreken. Je moet God en mens niet tegen elkaar uitspelen. Het is niet òf God òf mens, het is God èn mens. Er is een verbond tussen God en mens, dat is de basis van ons geloof en van heel de Heilige Schrift. God en mens horen bij elkaar. Als het gaat om de verhoring van gebeden weet je niet wie wat doet. Je kunt wat God doet en wat een mens doet, niet uitsplitsen.

Om daar nog wat meer bij stil te staan wil ik graag nog even een paar stapjes terug. Ik zei: bidden, dat is rustig en ontspannen in een stoel gaan zitten, ontvankelijk zijn en met God proberen te praten. Dat is natuurlijk goed, en het is vooral ook heel mooi dat heel veel andere mensen dat ook doen. Je bent niet de enige die bidt, om het zo maar te zeggen.

Als iemand mijn gebed kan vervullen door te zeggen: ‘die kant moet je op!’ kan ik ook het gebed van iemand anders vervullen. Gebed vraagt openheid, niet alleen naar God, maar ook naar elkaar.

Je zou kunnen zeggen: ‘O, het komt dus gewoon aan op geen woorden maar daden!’ Nee, dat denk ik niet. Geen woorden maar daden, daden zonder de gelovige dimensie van God die onze gebeden verhoort, dat is precies níet met twee woorden spreken, dat is God en mens uit elkaar halen. Het is de bedoeling dat God en mens een zijn. Dat wij één zijn, met God en met elkaar.

Hoe het is als God en mens één zijn kunnen we zien in Jezus. Hij gaat ons voor en Hij laat ons zien hoe Gods verbond met ons mensen bedoeld is. Wat er goddelijk en menselijk aan Hem is kun je niet apart aanwijzen of uit elkaar halen, dat is onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Hij is het die Zijn leven met ons wil delen, Hij wil onder ons aanwezig zijn. Aan het eind van de evangelielezing van vandaag stelt Hij een vraag: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden? Als ik nadenk over die vraag klinkt de vraag als: zullen de mensen Mij herkennen als ik bij hen ben?

Hoe kunnen wij de Heer herkennen? De vraag doet me denken aan de Emmaüsgangers, als de verrezen Heer direct na Pasen met twee leerlingen op weg is vanuit Jeruzalem naar een dorp verderop. De Heer laat zich door hen kennen in het breken van het brood.

Ik geloof vast dat als wij op onze levensweg ontvankelijk en open zijn naar God en naar elkaar, we de Heer tegen zullen komen en Hem zullen herkennen, want Hij wil Zijn leven met ons delen. Daarvoor is nodig dat we met twee woorden spreken, zodat we open staan voor de aanwezigheid van de Heer in ons leven.

Opeens was er een man die zei: ‘die kant moet je op!’ Dat wij elkaar mogen helpen om de goede weg in ons leven te vinden, als teken van de Heer die ons onzegbaar nabij is.

Amen

Hans Mesdag