2022 Preek zondag 24 juli Anna-Bonifatiuskerk

In de eerste lezing (Genesis 18, 17-32) hebben we gehoord over de stad Sodom. Vroeger dachten we in de kerk: als het over Sodom gaat, dan gaat het over homoseksualiteit. Maar inmiddels weten we wel anders. We hoeven die stad niet ver weg te zoeken. Het is de stad van welvaart en verwildering; vlakbij, de rijken worden er steeds rijker, de armen steeds armer. Sodom is de stad waarin de sociale nood groot is en de menselijkheid ver te zoeken is, de ellende van die stad is God ter ore gekomen. Deze ellende drukt zwaar op de aarde en stijgt naar hem op, het bloed, het geschreeuw. Dat is de omgekeerde zwaartekracht. God kan het niet langer aanzien. Hij komt om het onrecht te niet te doen en om de menselijkheid te herstellen. Dat klinkt bevrijdend voor de slachtoffers, maar voor Sodom dreigend, zwaar onweer. God stuurt alvast twee engelen naar de stad.

Abraham voelt dat aan. Hij wringt zich ertussen. De vader van de gelovigen gaat tegenspel bieden. Hij smeekt God om hem nog een kans te geven om het voor de stad op te nemen. Dat gebeurt. Hij pleit voor Sodom, voor de wereld. Hij probeert God van zijn voornemen om te stad te verwoesten af te brengen. Zal er alleen oog zijn voor het onrecht, of ook voor het beetje recht dat er nog is? Hoe weegt God?  Deze vraag brengt Abraham tot grote bewogenheid.

         Stel u voor, God, de stad bestaat uit honderd man. Als nu de helft, vijftig, rechtvaardig is, zult u de stad dan verwoesten? Nee, dan zal God de stad sparen. Abraham begint af te dingen: vijfenveertig, veertig, dertig (hoe ver kan je gaan?) twintig, tien. Dat is het absolute minimum. Abraham lijkt op een advocaat of op een onderhandelende koopman. Op deze wijze hoopt hij dat de hele stad gespaard zal blijven. 

         Abraham durft zich vrijmoedig tegenover God op te stellen. Hij is immers al een hele weg met God gegaan. Er is iets van vriendschap tussen hen gegroeid. Daarom durft Abraham te bemiddelen voor de kleine rest van rechtvaardigen in stad Sodom. Het goede is immers sterker dan het kwade. Maar uit het vervolg van het verhaal blijkt, dat er niet één rechtvaardige te vinden is. Sodom zit aan de bodem. Zelfs het minimum aan gerechtigheid wordt niet gehaald. Menselijkheid is er niet te vinden. Abraham heeft zijn pleidooi met God verloren. Maar hij heeft er alles aan gedaan.

‘Leer ons bidden’. Dat is de vraag van een van de leerlingen van Jezus (Lucas 11, 1-13). Leer ons bidden. Dat is dus blijkbaar niet vanzelfsprekend. Ja, bidden hoort bij geloven, dat weten we van vroeger, het is ons ingegoten. Bidden en geloven horen onafscheidelijk bij elkaar. Maar voor veel mensen is het een groot probleem. Laat niemand zich dus schamen als je merkt dat je bij jezelf moet zeggen: nou, eigenlijk, heb ik moeite met het bidden; ik vind het lastig om er een goede vorm voor te vinden, een goed moment.

         ‘Leer ons bidden’ – en dan geeft Jezus antwoord met de woorden van het Onze Vader. God, laat uw naam geheiligd zijn. En geef ons het brood dat nodig is, en vergeef ons, als wij ook zelf vergeven. En we horen opnieuw, net zoals bij Abraham, die nauwe band, die verhouding die ook in het gebed dat ons geleerd wordt, wordt geschetst. Vader! Zegt Jezus, abba, papa. Het gaat om de vertrouwdheid tussen God en ieder van ons. Voor sommigen heeft God moederlijke trekken, en daarom bidden ze liever tot een moeder dan tot een vader. Dat maakt niets uit. Een kind vertelde mij ooit: ‘God luistert naar alle mensen.’ Het gaat om de vertrouwdheid waarmee we ons tot God richten.

         Die vertrouwdheid is een weg naar het rijk van God: uw rijk kome. Niet ons rijk, met alles wat wij wensen en willen. Maar: Gods rijk, een wereld waarin alle mensen een plek hebben om te leven, waar de natuur en het klimaat niet worden bedreigd; een wereld waarin mensen iedere dag genoeg te eten hebben. Op het ogenblik dreigen veel mensen uit Afrika te verhongeren, omdat een machthebber de export van het graan uit Oekraïne via de Zwarte Zee blokkeert. En dat terwijl de graanvelden zo vol staan met graan, waarmee de honger van al die hongerige mensen gestild kan worden. Deze zucht naar macht en hebzucht wordt omgekeerd in het Onze vader: laat uw rijk toch komen en geef aan een ieder het brood dat nodig is om te kunnen leven. Dat is in de eerste plaats bidden. De cirkel om ons eigen ik doorbreken, waardoor we open worden voor God die met ieder van ons in relatie wil treden.

         Bidden is niet hetzelfde als het bedelen om goede gunsten. Bidden is ook niet als kleine kinderen vragen om wat je zo graag wilt hebben en boos reageren als je niet krijgt waar je om hebt gevraagd. Nergens in de heilige Schrift staat dat we aan God kunnen vragen wat we maar willen en dat God dat ook zal schenken. Wij weten dat we niet om het winnende lot in de postcodeloterij moeten bidden of om de overwinning van onze favoriete voetbalclub. Jezus zegt ergens in het evangelie uitdrukkelijk dat God niet alle gebeden verhoort. Zo verhoort hij bijvoorbeeld niet het schijnheilig gebed van hen die bidden om indruk te maken en op te vallen bij de mensen (Mat. 6, 5). Evenmin verhoort hij het gebed met een overvloed van woorden (Mat. 6, 7) zoals de heidenen bidden. Wat is bidden dan wel?

Sommigen onder ons zijn vertrouwd met de gebeden die wij vanouds bidden: het Onze Vader en het Wees gegroet. Als je met deze woorden niet goed uit de voeten kunt, of niet voldoende voor je zijn, mag je op zoek gaan naar een andere manier van bidden die beter bij jou past.

Vaak is bidden niet meer maar ook niet minder dan zeggen of zingen wat je op je hart hebt. Bidden kan een woordeloos zuchten zijn om wat je bezwaart, of een verlangen naar iets of iemand waar je geen woorden voor vindt. Soms vind je geen woorden om uit te drukken wat in je omgaat. In het evangelie van vandaag wordt gezegd dat God ons de heilige Geest zal sturen. Daarover spreekt de apostel Paulus:

‘De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest pleit voor ons met het woordeloze zuchten’ (Romeinen 8, 26)

Leren bidden is dan: de onuitsprekelijke verzuchtingen laten stromen. De heilige Geest die in ons binnenste opborrelt, bidt voor ons en is niet tegen te houden.

In een gebed van Huub Oosterhuis wordt het onuitsprekelijke bidden verwoord:

‘Gij die het sprakeloze bidden hoort

Achter de woorden die wij tot u roepen.

Gij die de mensen ziet zoals geen mens.’

Bidden houdt de relatie naar God open. Bij God mogen we aandringen, net zoals bij een goede vriend en vriendin. Zelfs als we hen op het meest ongelegen ogenblik, midden in de nacht, lastig vallen. Als die vriend en vriendin je niets kan weigeren, omdat je maar blijft aandringen, hoeveel te meer luistert God naar jouw vrijmoedige en aanhoudende gebed.

Soms gebeurt het dat God onze gebeden niet onmiddellijk verhoort, maar pas na een verloop van tijd. Het gebeurt ook dat ze juist anders en beter verhoord worden dan we gevraagd hebben. Dat beseffen we meestal later. Eigenlijk zouden we zo op God moeten vertrouwen dat alleen deze bede overblijft:

God, u weet beter dan ikzelf wat goed voor mij is

en wat ik nodig heb om gelukkig te worden.

Schenk mij uw heilige Geest,

de Geest die mij tot uw kind maakt en vol vertrouwen abba doet uitroepen,

de Geest die mijn angsten doen verdwijnen,

mijn vaak domme en zinloze vragen uitzuivert

en mijn hart opent voor de heiliging van uw naam.

Laat komen uw rijk. Amen.

Kitty Bouwman, geestelijk begeleidster