2023 Preek zondag 1 oktober Anna-Bonifatiuskerk

Filippenzen 2, 1-11

Broeders en zuster, als vermaning in Christus en liefdevolle bemoediging iets vermogen, als gemeenschap van Geest, als har­telijkheid en mededogen u iets zeggen, maakt dan mijn vreugde volkomen door uw eenheid van denken, uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid. Geeft niet toe aan partij­zucht en ijdelheid, maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf. Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen, maar liever die van zijn naasten. Die gezindheid moet onder u heersen welke Christus Jezus bezielde: Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ont­ledigd en het be­staan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich verne­derd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend, die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer.

Mattheus 21, 28-32

In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: “Wat denkt ge van het volgende? Een man had twee zonen. Hij ging naar de eerste toe en zei: ‘Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard.’ ‘Goed vader,’ antwoordde deze, maar hij deed het niet. Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Deze antwoordde: ‘Neen, ik wil niet,’ maar later kreeg hij spijt en ging toch. ‘Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?'” Zij antwoordden: “De laatste.” Toen zei Jezus hun: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen. Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid; toch hebt gij hem geen geloof geschonken, terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen hem wel geloof schonken. Maar zelfs, nadat ge dit had gezien, zijt ge toch niet tot inkeer gekomen en hebt ge hem geen geloof geschonken.”

Preek

Zoals u weet heb ik een juridische praktijk. Laatst belde er iemand omdat er een dagvaarding bij hem was gebracht door een deurwaarder. Daar was hij natuurlijk van geschrokken maar het is de manier waarop een procedure bij de rechtbank begint. Hij stuurde hem toe en voor mij was duide­lijk dat het voor zijn tegenpartij een zwakke zaak was, en vooral omdat er voor die dagvaarding geen enkele moeite ge­daan was; die advocaat had zelfs mogelijkheden over het hoofd gezien. Daar kon je geen procedu­re mee win­nen. De dagvaar­ding was alleen opge­steld om met ook die deurwaarder de man te intimi­deren, zodat er met hem een gunstige overeen­komst opgesteld kon wor­den. De advo­caat kwam ook met een voor­stel daarvoor; die wilde niet proce­de­ren. In het evange­lie van van­daag gedra­gen de hoge­pries­ters en oud­sten zich zoals die advocaat. Ze gaan in tegen Jezus; de reden daar­voor staat een aantal verzen voor het evan­gelie van van­daag. Daar vragen ze aan Jezus welke be­voegd­heid Hij had om les te mogen geven in de tempel en van wie Hij die gekre­gen had. Het evan­gelie speelt na de in­tocht in Jeru­sa­lem, dus vlak voor het proces bij Pilatus en de ver­hou­din­gen staan op scherp. Daarom zegt Jezus dat de ho­ge­pries­ters en oudsten zijn als de eer­ste zoon: ze zeggen wel dat ze Gods geboden navol­gen maar vervolgens doen ze het niet. Daar­te­gen­over staan de tolle­naars en ontuch­tige vrou­wen, die daar­in natuur­lijk niet Gods wil volg­den, maar ver­vol­gens had­den ze Johannes ge­loofd en wa­ren daar­door tot in­keer geko­men. Zij zijn zoals de tweede zoon. De hoge­pries­ters en oudsten waren bang dat hun posi­tie, ge­zag, en daarmee hun geld minder zou worden als ze Jezus of Jo­hannes zouden volgen. Dit sluit aan bij de lezing uit Pau­lus: geef niet toe aan par­t­ij­zucht en ijdel­heid, maar acht de ander ho­ger dan uzelf. Je moet niet alleen aan jezelf denken. Ook die advo­caat volgde alleen zijn eigen belang. Zijn cliënt had een hoop hui­zen en veel geld. Zo’n klant wilde hij na­tuurlijk hou­den. Daarom pro­beerde hij een naar zijn inzicht zwak­ke zaak door intimidatie met een goedkope dag­vaarding en een deurwaar­der tot een goed einde te brengen. Net als de hoge­pries­ters en oud­sten dach­t ook die advocaat alleen aan z’n eigen gezag en inkomsten.

Het is ook arrogant om iemand zo weinig als een per­soon te zien dat je hem wel kunt bedreigen en intimideren. Paulus ge­bruikt het woord “oot­moed” als het omgekeerde daar­van. Wij vinden dat ootmoed of ‘nede­righeid’ gemakkelijk kan inhouden dat je te wei­nig zelf­res­pect hebt, zeker bij een woord als ‘verne­de­ring’, wat Paulus ook gebruikt. Maar in de lezingen is dat niet het geval. Het kan ook be­vrij­dend zijn om te­vre­den te zijn met wie je bent en niet de dwang te voelen je af te meten aan ande­ren. Je kunt dan open voor ze staan, en harte­lijk voor ze zijn, zoals Paulus schrijft: er ont­staat saam­horig­heid en eens­ge­zindheid. Die ad­vo­caat bv. voel­de veel te veel druk om de zaak goed op te los­sen. Hij wilde een goede indruk maken op een belang­rijke cliënt, en misschien ook op colle­ga’s op zijn kantoor. Maar het werkt natuurlijk veel pret­tiger als je er­kent dat je iets niet weet en bv. aan collega’s kunt vra­gen of die een oplos­sing zien, of je kunt er­kennen dat je ergens niks aan kan doen. Het is arro­gant om te den­ken dat je de za­ken wel naar de eigen hand kunt zet­ten en daarbij over mensen heen kunt lopen. Nederig­heid bete­kent ook dat je de eigen gren­zen kent, evenals de gren­zen die de we­reld en het leven nu een­maal stel­len.

Francis­cus van Assisi heeft in zijn regel opgenomen dat de broeders moeten kunnen zeggen “We zijn maar gewone knechten, we hebben alleen onze plicht gedaan.” Hij zegt hiermee dat de broeders hun best moeten doen, maar zich daarna kunnen neer­leggen bij de beperkingen die het leven nu eenmaal mee­brengt. Dat heeft iets be­vrijdends. Maria zei het­zelf­de tegen de engel toen die haar had gezegd dat ze zwanger zou worden, terwijl ze niet ge­trouwd was: “Zie de dienst­maagd des Heren, mij ge­schie­de naar uw woord.” Als dienstmaagd van de Heer of als knecht van de Heer breng je zijn wil ten uit­voer. Fran­cis­cus noemde dat de heili­ge ge­hoor­zaam­heid. Daarvoor moeten we open­staan voor God en ook dat is nede­rig­heid. God dringt zichzelf niet op, want ook Hij is nederig. Dat schrijft Pau­lus in zijn brief. Chris­tus deed af­stand van zijn godde­lijke majes­teit en is mens geworden. Paulus gebruikt zelfs het woord ‘slaaf’; als je God bent, is de menswor­ding heel wat stappen naar beneden. Maar God wilde zijn zoals wij uit liefde voor ons, opdat wij Hem konden zien, en horen en aanra­ken, en uit­einde­lijk bij Hem konden leven. Door die nederig­heid heeft God eer­bied voor onze vrij­heid en dwingt ons niet tot zijn lief­de. Daar moeten we voor open staan. Het is Gods dee­moed waar­door wij vrij zijn en het is onze deemoed die zijn wil laat ge­schie­den. En dan delen wij in zijn liefde en vreug­de en zelfs op een bepaalde manier in zijn macht. Zo staat het ook in de psalm van vandaag: “Uw wil te doen is mijn vreugde.”

Fran­ciscus is daar een mooi voor­beeld van. Hij is een vro­lijke heili­ge: een onbe­vangen vro­lijke Frans, ter­wijl de ar­­ro­gante mens zelf­in­geno­men ver­een­zaamt. Die voelt niet al­leen Gods liefde en vreugde niet meer, maar ook niet die van andere men­sen. De oudsten en schrift­geleerden waren net als die advo­caat bang om hun gezag en hun geld kwijt te raken. Ze ma­ten zich af aan men­sen die ze wil­den impo­ne­ren en dan krijg je geen band met ze. Het is best pret­tig om al­leen maar een gewo­ne knecht te zijn. Arro­gantie maakt een­zaam, deemoed geeft gezelschap. Zo be­schrijft Paulus het ook in de tweede lezing. Nederig is afge­leid van “neder”, laag: je staat met je voeten op de grond. Het is nuch­terheid. Dat maakt iemand een goede knecht, een goeie collega zouden wij zeggen, met wie je kunt samenwer­ken in eensgezind­heid. Dat geldt niet alleen voor mensen maar ook voor al het ande­re dat God heeft gescha­pen. Fran­ciscus merkt met ver­rassing dat hij de vogels geen angst meer inboe­zemt, in­te­gendeel die luisteren geïnte­resseerd naar zijn preek. Hij is ver­heugd als broe­der vis mee­zwemt met een bootje waar­mee hij naar een eiland in het Tra­si­meen­se meer vaart om te vas­ten. Hij schept vreugde in de kre­kel die vlak­bij zijn cel on­ophou­delijk op eigen wijze de Heer looft. We hoeven de schep­selen alleen maar te accepteren zoals ze zijn: wezens die net als wij God dankbaar zijn en Hem prij­zen door hun bestaan. Als we pretentie­loos genoeg zijn, kunnen we met hen een band hebben; ook zij stellen on­ze aan­dacht en liefde op prijs: Broe­der vis zwemt mee met het bootje van Fran­ciscus. De macht en de vreugde van God erva­ren we als we zijn wijs­heid en goed­heid zien in de wezens en de din­gen die Hij ge­scha­pen heeft. In en achter onze wer­ke­lijk­heid, is de over­vloed, de vreugde van God, van het Rijk Gods. Net als de voor­malige tol­le­naars en on­tuchti­ge vrou­wen uit het evange­lie mo­gen we daar­op ho­pen. Eigenlijk hoeven we alleen maar uit lief­de voor God ruimte voor Hem te maken en vrij te zijn, zodat zijn wil kan gebeu­ren. Moge dan de Heer ons vol­doende geloof en lief­de schen­ken om zijn wil ten uit­voer te brengen en zijn vreugde te erva­ren.

Peter Commandeur