Gelezen: bij Jesaja 25, 6-10a en Matteus 22, 1-14
Je komt naar de kerk om een blijde boodschap te horen, om een beetje geïnspireerd te worden, en dan krijg je een verhaal te horen waar je absoluut niet door geïnspireerd wordt. Wat een ellendig einde heeft het evangelie dat we zojuist hoorden. Een man wordt door een paar portiers aan handen en voeten gebonden de deur uitgesmeten, de duisternis in. En halverwege het verhaal stuurt de koning een strafexpeditie naar de onwillige genodigden en laat die zonder enig proces liquideren. Als het er zo aan toegaat tussen God en mensen, dan kunnen hier maar beter wegblijven.
En het verhaal begon nog wel zo humaan. Omdat de officieel genodigden het om allerlei redenen het laten afweten, wordt Jan en alleman binnengehaald. De kaartjescontrole wordt opgeheven, er wordt niet gescreend, iedereen maar de poort door, goeden en slechten, want het feest moet doorgang vinden. Met de gerechten die de meesterkok heeft bereid, kun je toch niet onaangeroerd de varkens voeren. Dat is één en al humaniteit, openheid en vriendelijkheid van de koning. Ja daar kunnen we nog wel een blijde boodschap voor onszelf in ontdekken.
Maar dan opeens worden we opgeschrikt door die buitensporige strengheid van de koning tegenover die ene gast die zonder bruiloftskleed aan de feesttafel is aan geschoven. De man wordt, omdat hij het verkeerde pak aan had, zonder pardon de deur uitgegooid, de duisternis in. Hoe valt nu het één met het ander te rijmen? Wat bedoelt Jezus nu eigenlijk met dit bitterzoete verhaal?
Misschien moeten we eerst dit zeggen: het zijn eigenlijk twee verhalen. Eerst dat hartverwarmende verhaal: als de officieel genodigden niet komen opdagen, laat dan de toevallige voorbijgangers de feestzaal maar vullen. Dit verhaal vinden we ook in het evangelie van Lucas.
Daarin is Jezus te gast bij één van de voornaamste Farizeeën. Hij verkeert in hooggeleerd religieus gezelschap. In dat milieu vertelt rabbi Jezus dan het verhaal van die koning die vrienden, vriendinnen en bekenden uitnodigt voor het bruiloftsfeest van zijn zoon. Maar op de grote dag ziet hij geen mens opdagen. De hoge heren van Jezus’ gezelschap begrepen de betekenis van dat verhaal maar al te goed. Die koning in het verhaal is God. De genodigden zijn de leiders van het uitverkoren volk, zij zelf dus. Jezus laat fijntjes doorschemeren dat zij het zijn die het verstek laten gaan. En daarom wordt nu het gewone volk uitgenodigd, zelfs de heidenen onder hen. En die mensen geven wel gehoor aan de uitnodiging van Godswege.
De evangelist Matteüs vertelt ons vandaag in het kort hetzelfde verhaal als Lucas. Maar hij voegt er nog wat aan toe, zoals we zojuist hoorden. Waarom knoopt hij er dat slot over die man zonder feestkleed aan vast?
Als de evangelist Matteüs dit verhaal schrijft, dan heeft hij opgemerkt dat er in de prille christengemeenschap van die dagen een zekere zelfgenoegzaamheid de kop opsteekt, zoals dat in de dagen van Jezus bij de Farizeeën ook het geval was. En daarom knoopt Matteüs aan het verhaal over het bruiloftsfeest de parabel over het bruiloftskleed vast. Hij wil daarmee aangeven: je hebt dan wel gehoor gegeven aan de uitnodiging van de koning, maar dat biedt nog geen garantie dat je werkelijk deel zult hebben aan het feest. Er wordt ook een persoonlijke inzet van je verwacht, anders red je het niet.
Door die twee verhalen aan elkaar te knopen, wordt wat Jezus zegt ook voor die eerste christenen een gevaarlijke parabel. En ook wij, trouwe gelovige kerkgangers, hebben zo een boodschap aan het verhaal. Ook wij kunnen ervan leren. Wat dan wel? Alle parabels van Jezus zitten vol met betekenissen, die alleen bij nader inzien hun geheim prijsgeven. Misschien kunnen we één ding wat nader bekijken, en dat is het bruiloftskleed.
In die dagen kwam het voor dat de gastheer, zeker als hij rijk was, op een discrete manier feestkleding liet bezorgen bij de genodigden die niet zo ruim in de slappe was zaten. Deze gasten waren niet in staat om zich op eigen kosten in het nieuw steken. Op deze wijze konden ook de minder daadkrachtige mensen volledig meedoen aan het feest.
Stel je nu eens voor dat je dat gratis verstrekte kleed dan niet aantrok en gewoon in de werkplunje op de bruiloft verscheen. Dan zou je in feite hetzelfde doen als die man die niet naar het feest kwam, omdat hij zo nodig naar zijn akker moest. Hij stelde het werk boven het leven.
Of stel je eens voor dat je die outfit voor het feest wel gretig aannam, maar dat je hem zo gauw mogelijk te gelde maakte. Dan zou je toch wel een beetje lijken op die man die niet op de koninklijke uitnodiging inging, omdat hij prioriteit gaf aan zijn zaken. Hij vond geld belangrijker dan het feest van het leven. In feit beledigde je met zo’n handelswijze de gastheer en gaf je aan dat je zijn feest, dus hemzelf, niet erg hoogachtte.
Wanneer je je als christen niet wilt bekleden met wat God je aanreikt – zijn goedheid, zijn liefde, zijn barmhartigheid, zijn vergeving, zijn genade, vul zelf maar in – dan zul je niet deelhebben aan dat Feest met een hoofdletter. Als je als christen denkt dat je het wel zult redden, omdat je toch in Jezus gedoopt bent en telkens verschijnt op de maaltijden, die Hij aanricht, maar je bekleedt je niet met de barmhartige daden van Jezus, dan zul je niet deelhebben aan het feest van het leven, dat God ons gunt. Ieder van ons kan bij zichzelf nagaan wat hij of zij met het door Jezus aangereikte bruiloftskleed doet.
Laten we nog even teruggaan naar dat feest waarop iedereen werd uitgenodigd. De mensen die dat verhaal over dat feestmaal voor het eerst uit de mond van Jezus hoorden, waren allemaal goed thuis in de geschriften van het Oude Testament. Zij kenden dat verhaal uit het boek van Jesaja, dat we in de eerste lezing hoorden, over die maaltijd op de heilige berg, waar alle volken aan zullen deelnemen. Dood en tranen zullen dan voorgoed voorbij zijn. Grenzen tussen volken zullen dan niet meer bestaan. Dat feest zal doorgang vinden, hoe dan ook! Dat dit verhaal een perspectief mag bieden aan de strijdende partijen in Israël.
Kitty Bouwman
Onderzoeker verbonden aan het Titus Brandsma Instituut en het Ruusbroec Gernootschap