2023 Preek zondag 22 januari Anna-Bonifatiuskerk

3e zondag door het jaar A

Jesaja 8,23b-9,3; Matteüs 4,12-23.

Jij bent een van de twaalf….

Zusters en broeders, beste parochianen,

Ik verbaas me heel erg, toen ik de evangelielezing van vandaag las.

Wie is Hij toch, die Jezus van Nazareth, de man van lang geleden? Geboren in een uithoek van de wereld, die zoveel mensen heeft geboeid. In het evangelie van vandaag zien we, hoe Petrus en Andreas hun netten in de steek laten en hem volgen, even later ook Jakobus en Johannes. Iets moet deze man hebben gehad, waardoor mensen als door een magneet tot hem werden aangetrokken.

Hij had een manier van omgaan met God en met mensen, die uniek was. Hij had een bijzonder band met zijn Vader. ‘Wie mij ziet, ziet mijn Vader’. En hij had voorliefde voor de mensen, waar eigenlijk niemand van hield: de mensen van de rand van de samenleving, de marginalen, de tollenaars, zondaars, publieke vrouwen, ja, juist degenen die met de nek werden aangekeken.

We zouden vandaag zeggen: Hij heeft een verliefde voor buitenlanders, zwervers, buitenbeentjes, moeilijke jeugd, crimineeltjes enz. Daar voelde hij zich bij thuis, die jonge rabbi, een vreemde vent eigenlijk,

maar ook zó innemend.

Hij is degene, die mensen roept, zoals vandaag in het evangelie. Vissers van hun stiel weggeroepen, hij daagt hen uit om een heel nieuwe start te maken. Hij roept het beste in hen naar boven. ‘Kom, volg mij, ik zal je vissers van mensen maken’. Dat was nooit in hun hoofd of hart opgekomen. Maar Hij ziet dat in hen. En dan worden ze mensenvissers, apostelen.

Wat moet dan voor hen geweest zijn, dat ze zomaar hun netten en hun lieve vader achterlieten en hem volgden? Het waren toch geen doetjes, die ruige vissers. Ze kenden het harde leven. En toch gaan ze hem achterna!

‘Kom, volg mij’, die oproep klinkt de eeuwen door. Die roep klinkt ook ons in de oren, mensen, die zich christen noemen. Christen, dat wil zeggen, mensen, die in zijn voetspoor willen gaan, die zijn roepstem willen horen. Dat brengt heel wat consequenties met zich mee. Hem volgen is geen sinecure.

Hem volgen betekent zijn weg helemaal gaan. Jezelf durven geven, in pure liefde, je leven breken en delen, alsmaar. En ook: via lijden door de dood  naar een heel nieuw leven.

Want, we weten het, duistere machten belagen hem.

Hij wordt tenslotte vermoord.

Menselijkerwijze gesproken is zijn leven een fiasco. Het loopt op de dood uit. Maar, zo geloven wij: hij heeft de dood weerstaan. God heeft hem tot leven gewekt. Hij is verrezen. Er zijn er die nog zeggen: ‘Hij is de Zoon van God.’  Durven wij het hen nazeggen?

Wie is hij toch? Wat moeten wij heden ten dage met hem aan? Welke rol speelt hij in mijn leven? Laten wij ons ook door hem roepen, zoals die vissers?  

In de tekst van Huub Oosterhuis gaat het hier over onze roeping:

De woorden zijn tot u en mij gericht:

Jij bent ook een van de twaalf…

Je taal, je hartslag verraadt je.

Je hebt met de Heer gewandeld.

Je bent tweeduizend jaar oud.

Hij heeft je gevonden, gevoed,

gebroken, vermenigvuldigd,

hij geeft je van hand tot hand

als dagelijks brood voor je broeders en zusters.

Hij noemde je naam: liefde.

Leef maar, je bent toch niet meer van jou.                                            

Je bent zijn geluk,

uitgezonden om wonderen te doen

hoor de blinden luid kreunen om licht,

zie de doven staan dicht om je heen,

de bezetenen herkennen je stem

en je voetstap en de doden dromen nog van jou;

het water wacht in de kruiken,

de steen wil brood worden,

de boom zal vrucht dragen

als je voorbij komt, de berg wil in zee gaan,

jouw woord splijt de harten als donkere muzen

en jijzelf bent de hemelpoort.

God zelf is je reisgenoot.

Hij zal een stok voor je snijden,

een hoed voor je vlechten, een gordel.

Hij is je mantel, je leeftocht,

de rots en het water, de weg.

Hijzelf is het wonder en de mensen.

( Huub Oosterhuis)

Een tekst die het overwegen waard is.

‘Jij bent ook één van de twaalf…’

dat wil zeggen: in ons eigen leven

mogen wij antwoord geven op zijn uitnodiging: ‘Kom en volg mij’.

Durven wij in zijn voetspoor te gaan, tot het einde?

Amen.

P.M. Jehandut SVD.