Lezingen Jer. 20, 10-13 en Mt. 10, 26-33
De lezingen gaan over angst. In de eerste lezing wordt Jeremia door de mensen “Ontzetting overal” genoemd, omdat hij verkondigt dat er overal rampen zullen gebeuren. De mensen geloven dat niet en gaan dan Jeremia bedreigen, zodat die ook daarvoor bang kan zijn. En in het evangelie worden de leerlingen bedreigd door mensen die hen niet geloven en willen vervolgen. Zowel voor Jeremia als de leerlingen is het sterkste middel tegen hun angst en hun zorgen het feit dat God hen liefheeft en zal helpen.
Jer. 20, 10-13
Jeremia sprak: “Ik hoor velen fluisteren: Daar heb je ‘Ontzetting-overal’. Breng hem aan. Ja, we brengen hem aan. Al mijn vrienden willen niets liever dan mij ten val brengen. Ze zeggen: Misschien laat hij zich misleiden; dan overmeesteren we hem en kunnen we ons op hem wreken. De Heer is bij mij als een machtig strijder. Mijn achtervolgers vallen neer, ze zullen niet overwinnen. Ze worden diep beschaamd, nooit bereiken ze iets. Hun schande duurt eeuwig, ze wordt nooit vergeten!
“Heer van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt, die hart en nieren doorgrondt, laat mij zien hoe Gij U op hen wreekt. Ik heb immers mijn zaak in uw handen gelegd. Zingt een lied, een loflied voor de Heer, want Hij heeft het leven van de arme uit de macht van de boosdoeners gered.”
Mt. 10, 26-33
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: “Weest niet bang voor de mensen. Niets is bedekt of het zal onthuld, niets verborgen of het zal bekend worden. Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht, en wat ge u in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken. Weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel; vreest veeleer Hem, die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel. Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet één mus op de grond vallen. Bij u echter is zelfs iedere haar van uw hoofd geteld. Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt, zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader, die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen, zal ook Ik verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is.”
Overweging
Een jaar of tien, vijftien geleden was ik een keer in Antwerpen. Ik kwam daar een mooie kerk tegen, waarvan de toren beklommen kon worden. Aan de binnenkant klom ik over een trap omhoog en daarna kon je naar buiten. Er was een klein tegelpad rond de toren met een hek eromheen, zodat je een mooi uitzicht had. Nou heb ik wel hoogtevrees, maar niet zo erg en ik dacht dat het wel zou gaan. Maar het ging niet. Ik kwam op dat pad en durfde alleen maar verstijfd tegen de toren te blijven staan. Er kwamen ouders met twee kinderen voorbij. De kinderen waren gezellig met elkaar aan het spelen op dat paadje. Ik weet nog dat ik toen tegen mezelf zei: stel je nou niet aan. Het is helemaal niet gevaarlijk. Die ouders zouden die kinderen daar niet laten spelen als dat wel zo was. Maar het hielp niet. Ik ben maar weer naar beneden gegaan. Dat ging gelukkig wel.
In de lezingen vandaag is ook sprake van angst en zelfs van ontzetting. De profeet Jeremia had de val van Jerusalem voorspeld en de ballingschap van het volk, omdat ze afgoden aanbaden en dat niet wilden veranderen. Nu was zijn bijnaam geworden: `Ontzetting overal’; de mensen geloofden hem niet en vonden dat hij ze alleen maar bang maakte. Dat namen ze hem kwalijk en in die tijd betekende dat dat ze best wel konden proberen om hem gevangen te laten nemen of een afranseling te geven. In het evangelie zijn de leerlingen bang. Zij moeten het evangelie gaan verkondigen en de dingen onthullen die toen nog verborgen waren, maar ook hun boodschap zou door de mensen niet aanvaard worden. Al snel zouden er vervolgingen beginnen en het martelaarschap voor de leerlingen. Die hadden goede redenen om bang te zijn. Dat is heel anders dan ik in die kerktoren.
Het is eigenlijk een vreemd begrip: angst. Er zijn mensen die bang zijn voor spinnen of muizen en dat is weinig logisch, want die dieren zijn niet gevaarlijk. Ik zat met die hoogtevrees en laatst sprak ik met iemand die in mijn buurt woont, die erg bang was voor de klimaatverandering en voor uitbreiding van de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne. Ze meende ook dat allerlei rijke mensen en organisaties steeds meer macht kregen en verbeteringen tegenhielden. Ze sliep er erg slecht van, zei ze, maar ze kon er natuurlijk niets aan doen. De angst van de leerlingen is heel begrijpelijk, die hoogtevrees van mij zeker niet en of de angsten van die buurtbewoner terecht waren, hangt af van de eigen opvattingen. Maar ook begrijpelijke angst is eigenlijk zo weinig handig of nuttig als hoogtevrees. Als het je erg bezig gaat houden, ga je er op z’n hoogst slecht door slapen en je ongelukkig voelen, maar iets nuttigs doe je er niet mee. In het evangelie zegt Jezus dan ook drie keer dat de leerlingen niet bang moeten zijn. Hij zegt één keer dat ze wel bang moeten zijn, en wel voor degene die zowel het lichaam als de ziel kan doden. Daar bedoelt Hij God mee. Voor de mensen hoeven ze niet bang te zijn, want die kunnen alleen maar het lichaam doden. Voor God zou je dan wel bang moeten zijn, want die kan ook de ziel doden. Maar dat hoeft ook niet zegt Jesus, want God houdt van ons en daarom zal Hij dat niet doen. Zelfs de mussen, die toen door arme mensen werden gegeten omdat ze zo goedkoop waren, leven in Gods aandacht en zorg. Dus wij doen dat zeker. En dat is de tweede reden om niet bang te zijn: God zal ons helpen. Dat is de reden dat Jesaja niet bang was, hoewel hij er reden genoeg voor had. Hij zegt dat God met hem is als een machtig strijder. Dat klinkt haast alsof God een hemelse Superman is. Maar zo werkt het ook weer niet. God heeft te veel respect voor wat wij en anderen willen en doen om zelf zo actief in te grijpen. Jezus zegt dan ook tegen de leerlingen dat het lichaam gedood kan worden; God verhindert dat niet, maar evengoed hoeven zij, en ook wij, niet bevreesd te zijn, omdat de Vader ons liefheeft en iedere haar op ons hoofd heeft geteld. Als we God belijden en erkennen en liefhebben, dan zal Jezus ons tegenover God als de zijnen erkennen; zo staat het in het evangelie. Dat betekent dat we een soort relatie met Jezus hebben, en met God. We zijn de zijnen.
En hoe doen we dat? Dat is een belangrijke vraag. In woorden van Augustinus is God intimior me ipso; dichter bij me dan ik bij mezelf ben. God komt van binnenuit, uit ons diepste innerlijk. En dan is er het respect van God voor onze broosheid. Omdat wij in de tijd leven, doet God dat ook in de intimiteit van ons lichamelijk zijn. Hij handelt wel maar niet als een superman. Het leven kan best moeilijk zijn en dan moeten we geduld hebben en vertrouwen en onze vreugde niet laten bederven. Geduld is ook nederigheid en moed, het omgekeerde van angstig zijn. Door zulke deugden kunnen we blijven hopen, ook al hebben we veel zorgen, of misschien zijn we 80 en onze gezondheid wordt steeds minder en geestelijk gaan we achteruit. Maar ook dan kunnen we bv. bidden: “Kom tot mij, tot mijn hart dat trilt als lover / vaag weg de angst en al z’n voorgetover. / Ik zeg, ik zeg U, ik weersta niet meer/ Oh God, laat mij niet aan mijzelf over.“
Dat is ook een probleem van angst, dat voorgetover, onware ideeën, zoals ik op die toren, dat het gevaarlijk zou zijn. Die leiden ons bovendien af van God. Ook daarom zegt Jesus dat we niet bang moeten zijn. Om een relatie met God te kunnen hebben, moeten we aan Hem denken, ook in stress en angst; we moeten God erbij houden, een soort gerichtheid op Hem hebben, zodat Hij een stille aanwezigheid in ons denken wordt, en leeft in ons leven. Ook als alles fout lijkt te lopen en het begrijpelijk is dat we bang zijn, is er die God die ons liefheeft en bijstaat en op wie we gericht kunnen zijn; er is altijd meer dan zorgen en angsten. En als we dingen doen die God ook wil, is dat stimulerend en vreugdevol en het geeft een openheid voor de mensen om ons heen. Angst isoleert. Mensen die bang zijn, denken dat ze alleen zijn. Ook een gemeenschap is een middel tegen angst.
Gods vreugde wordt voelbaar als we onze liefde voor Hem ervaren. In bv. het Zonnelied van Franciscus, dat we als slotlied zullen zingen, wordt die liefde uitgedrukt in de bewondering voor alle mooie en liefdevolle dingen die God om ons heen heeft geschapen, zoals broeder zon en zuster water en zelfs zuster Dood. Want ook zij zal ons alleen maar dichter bij God brengen. Als we dat met overtuiging zingen, kunnen we iets van de vreugde van Franciscus voelen. En ook omgekeerd, als er veel fout gaat, misschien mede door ons, is er toch een God, die de haren op ons hoofd heeft geteld en verheugd is over onze aandacht voor Hem. Uit angst en spanningen kan God een bevrijding zijn, een vreugdevolle bevrijding. Soms is het of je je arm maar hoeft uit te strekken, en je kunt God aanraken. Zo dichtbij is Hij en Hij helpt. Net als iedereen wil God bij degenen zijn die Hij liefheeft. Moge dat onze zorgen verlichten en onze hoop levend houden en brandend: de Heer is nabij.
Peter Commandeur