2 Petrus 1, 16-19; Mattheus 17: 1-9
Overweging
Al weer een heel aantal jaar geleden ben ik een keer op vakantie in Israel geweest. Toen heb ik de berg Tabor beklommen, omdat dat in de traditie de berg is waarop de gedaanteverandering van Jesus heeft plaatsgevonden. Het is een hoge berg midden in vlak land. Hij valt goed op. Een fatsoenlijke weg om de berg op te gaan kon ik niet vinden; ik ging langs een tamelijk moeizaam voetpad. Ik kwam ook niet bij de top, omdat het pad daar erg steil omhoog ging. Toen ging ik maar weer naar beneden, een stuk sneller dan omhoog. Ik had wat bagage mee in een tas, die nogal heen en weer zwaaide tijdens die snelle afdaling. Op een gegeven moment vloog m’n waterfles eruit. Toen controleerde ik of de rest er nog wel in zat, en de giropas bleek te missen. Ik had weinig contant geld bij me, dus dat was een groot probleem. Ik liep maar terug omhoog om hem te zoeken, maar er groeiden planten op en naast dat wandelpad. Dus dat pasje kon best helemaal weg zijn. Maar al 8m hogerop zag ik op een steen een blauw pasje liggen te schitteren in de zon. Ik weet nog dat ik dacht: God is met de dommen.
Zojuist hebben we gehoord over een heel andere gebeurtenis op die berg: de gedaanteverandering van Jesus: zijn gelaat begon te stralen, zijn kleed werd glanzend en Mozes en Elia verschenen. Deze worden genoemd omdat ze allebei in levende lijve in de hemel zijn opgenomen en getuigen zouden zijn van de komst van de Messias. En net als bij de doop van Jesus klonk er een stem uit een wolk, die zei: “Dit is mijn zoon, de welbeminde, in wie ik mijn behagen heb gesteld”. Dit wordt de verheerlijking van Jesus genoemd. Petrus schrijft dat het woord van de profeten hierdoor nog meer gezag voor hem had gekregen. Dat zegt hij omdat die verheerlijking aangeeft dat Jesus hun woorden zal vervullen. Hij zal Israel èn de rest van de mensheid verlossen, uit dit leven in de tijd, om eeuwig te leven met God. De verheerlijking van Jesus heeft daarom ook op ons betrekking. Ook ons lichaam zal verrijzen en stralen misschien, maar in ieder geval deelhebben aan het leven met God, zoals ook Mozes en Elia op die Tabor waren. En dat is niet alleen na de dood. Al nu kunnen we er iets van proeven. Het Rijk Gods, de nieuwe schepping, als God alles in allen zal zijn, staat niet in een sterke tegenstelling met het leven dat wij hier en nu kennen.
Het begin van de nieuwe schepping ligt in de relatie die we met Christus hebben. Als we God belijden, erkennen en liefhebben, dan zal Hij ons de zijnen noemen en hebben we een relatie met Hem en met Christus. Maar nu gaat het over de verheerlijkte Christus, en die lijkt veel verder van ons weg te staan. Wie zijn wij tenslotte, onze wereld kent veel ongeluk en voor ons is het al te vaak een hoop, laat ik zeggen, gedoe. Ik raakte op die Tabor tenslotte bijna een giropas kwijt. Dat is heel wat anders dan een verheerlijking, maar een relatie heb je het gemakkelijkst met mensen die een beetje op je lijken. Hoe doe je dat met een verheerlijkte persoon?
Laatst las ik een stuk van iemand die meende dat het kinderlijk was om in een God te geloven met wie je dan ook nog kon spreken. Dat leek volgens hem op een kind dat zich eenzaam voelde en daarom maar een denkbeeldig vriendje had verzonnen. Volwassenen zouden daar toch overheen gegroeid moeten zijn. En eigenlijk is het evangelie van vandaag een antwoord op zo’n verwijt. Jesus is hier niet alleen geen denkbeeldig vriendje, Hij is ook geen gewoon vriendje. Hij is iemand voor wie de doden leven en voor wie de natuurwetten niet van kracht zijn, zodat zijn kleding en gezicht kunnen stralen. Maar ook als iemand erg verschillend van je is, kan je een relatie met die persoon hebben, maar je moet bereid zijn een beetje te veranderen in zijn richting. Dat vraagt inspanning, maar het kan. God heeft het ook gedaan. Hij is zelfs mens geworden uit liefde voor ons. Dus dan is de vraag: hoe worden wij een beetje Christus? Het antwoord daarop is eigenlijk niet zo moeilijk. Net als in gewone relatie doe je dat door met de ander te spreken en’m aandacht te geven. Dan komt Christus in ons leven en we worden een beetje zoals Hij. Christus is de overgang naar de nieuwe schepping, de brug naar God ook wij kunnen daar dan iets van ervaren.
Van belang is natuurlijk ook de houding van de ander, van God dus. Zijn initiatief houdt niet op met de menswording. Hij trekt ons tot zich in een liefde die heel erg de moeite waard is. “De Heer is koning: heel de aarde staat onder zijn macht,” hebben we zojuist gezongen. De aanwezigheid van God is evident, zijn macht en majesteit zijn overal voelbaar en die zijn fascinerend. Daarmee trekt God ons tot zich in zijn liefde. Wat dacht u van het volgende gedichtje over de adem van God: De Zuidenwind woei Uw adem toe; het neemt mijn hart weg. En voortaan van mij vervreemd, hijgt het en hunkert slechts naar U, naar al wat van U uitgaat, al wat naar U zweemt. Wat naar God zweemt, is die nieuwe schepping, die uitgaat van God. Het kan gebeuren dat je daar helemaal weg van bent. Franciscus van Assisi is daar een mooi voorbeeld van. Die zei tegen de vogels dat ze God moesten prijzen vanwege alle weldaden die Hij hun had bewezen. In de levenbeschrijving van Franciscus staat hoe die daarop reageerden: “De vogels begonnen zich op een wonderlijke manier te gedragen: ze rekten hun hals, strekten hun vleugels uit, openden hun snavels en volgden hem in nieuwsgierige aandacht met hun oogjes.” Ik denk dat dit echt gebeurd is, vooral vanwege die heel precieze beschrijving. Het aanhankelijke gedrag van de vogels is een uitdrukking van de nieuwe schepping, waarin ze net als mensen dankbare schepsels van God zijn. En dat schept een band.
Maar natuurlijk is die nieuwe schepping vaak genoeg ver weg, en raak je zelfs op de berg Tabor alleen maar een giropas kwijt. Maar ook in onze domheid en gebrekkigheid is God nabij. We kunnen op Hem vertrouwen ook in al die moeilijkheden, die nu eenmaal steeds gebeuren. En dat geeft rust aan de geest. God zal ons beschermen. En ondanks alle ongelukken, ziektes en wat al niet, zijn we in Gods hand en kunnen in hoop en vertrouwen iets van zijn vrede deelachtig worden, ook midden in die problemen. In verdriet en ongeluk schenkt God kracht om te volharden en troost zodat we kunnen leven in de hoop dat Hij alles ten goede zal keren. Soms hebben we te veel volwassen, sombere ernst, zijn bang om teleurgesteld te worden en wantrouwig tegenover dingen die gebeuren of mensen die we ontmoeten. Dan moeten we aan Franciscus denken met z’n vogeltjespreek. Ook als het slecht gaat, is God schepper en koning en mogen we op Hem hopen met een onbevangen vertrouwen en in openheid, want Hij is nabij. We mogen leven met God, na de dood en ook hier en nu, zoals Petrus op de Tabor tenten wilde maken om samen te kunnen leven met de Godmens en met twee onsterfelijken. Ik wil eindigen met het volgende gebed:
Levende God,
broos is ons leven, gebrekkig:
wij falen, zijn ongerust,
bang voor uw grootheid,
maar U behoren wij toe.
Levende God,
uw macht verblindt ons,
uw wijsheid horen we niet,
we ontvluchten uw liefde,
maar U behoren wij toe.
Levende God,
uw macht is schuchter,
teder als iets wat even bestaat,
uw liefde aarzelt zoals onze ziel:
aan U behoren wij toe.