2024 Preek zondag 11 augustus

OVERWEGING op de 19e zondag door het jaar, 11 augustus 2024, in de ABG-parochie

Lezingen: 1 Koningen 19, 4-8 en Johannes 6, 41-51

Zusters en broeders,

voor een goed begin van een verhaal is de eerste zin heel belangrijk. Met een goede eerste zin kan de schrijver de lezer meteen meenemen. Bijvoorbeeld: nietsvermoedend opende Jan de voordeur van z’n huis. Geen geweldige eerste zin, dat geef ik meteen toe, maar door dat woord nietsvermoedend weet je als lezer meteen dat er iets gaat gebeuren en je wordt nieuwsgierig naar wat dat dan is.

Met zo’n pakkende openingszin begint ook de eerste lezing van vandaag: Elia kwam na een tocht van een dag in de woestijn bij een bremstruik. Die bremstruik doet me meteen denken aan Mozes: Mozes kwam bij een doornstruik die in lichterlaaie stond maar die toch niet verbrandde. Dat was de plek waar God Mozes riep om het volk Israël uit Egypte te leiden. Bij de brandende doornstruik zette God Mozes op weg met een opdracht.

Elia is de woestijn ingereisd en hij komt aan bij een bremstruik. Hij heeft het gehad. Hij is in een hevige strijd gewikkeld om te laten zien dat de God die hem geïnspireerd heeft de ware God is en de koning wil hem doden. Voor Elia is het genoeg, maar de bremstruik doet denken aan Mozes.  

Wat gebeurt er met Elia? God zet Elia weer op weg. Hij zorgt voor brood en water zodat Elia kan aansterken en zijn weg kan vervolgen, om te beginnen een tocht van veertig dagen en nachten naar de Horeb, de berg van God. Daar zal God aan Elia verschijnen en krijgt Elia nieuwe opdrachten. Na Mozes bij de doornstruik is het misschien niet eens verrassend dat het zo gaat.

Als Elia zich te rusten heeft gelegd komt er een engel die hem water en een koek geeft, een koek op hete stenen gebakken. Opeens was er brood voor Elia. Het was brood uit de hemel. Brood uit de hemel om verder te kunnen gaan. Voor Elia was dat een tocht van veertig dagen en nachten naar de Horeb, de berg van God. In dat getal veertig hoor je de veertig jaar die het volk Israël door de woestijn moest trekken op weg naar het beloofde land.

In de evangelielezing van vanmorgen zegt Jezus: Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald. Veel mensen om Jezus heen hebben zo iets van: Huh, hoe kan dat nou? We weten toch wie hij is en waar hij vandaan komt? Dat snap ik eigenlijk wel. Hoe kan het dat God zo dichtbij is en zo direct ons leven binnenkomt? Dat verwacht je helemaal niet. God is toch in de hemel en wij zijn op aarde? Zou je zeggen. Maar Jezus is het brood dat uit de hemel is neergedaald. In Jezus laat God zich aan ons zien, op aarde. God is in de hemel en wij zijn op aarde, dat klopt niet, want Jezus is het brood dat uit de hemel is neergedaald, het levende brood. Als iemand dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid, zegt Jezus. Wie eet van dit brood, krijgt deel aan het hemels perspectief, in dit leven op aarde.

Wij mogen deel hebben aan het levende brood in communie en eucharistie. En wat betekent dat, voor ons hier en nu? Hoe kun je een gelovig mens zijn? Die vraag is makkelijker gesteld dan beantwoord. Zou het toevallig zijn dat Elia nadat hij het hemels brood had gekregen een reis moest ondernemen van veertig dagen en nachten? Zo’n lange weg komt op mij over als een levensweg, waarin je soms op de hoofdweg zit die recht op het doel afgaat, en soms op een zijweg met kronkelpaden of een weg waar je soms gewoon verdwaalt. Het hemels bood is voedsel voor onderweg, tot steun als je uit moet rusten, tot ondersteuning als je op weg bent of om feest te vieren als het daarvoor de tijd is.

Hoe kun je een gelovig mens zijn? Het antwoord op die vraag geef je met je leven, en daarom is, denk ik, elk antwoord goed. En je mag van antwoord veranderen. Er zijn veel manieren waarop je aan je geloof vorm kunt geven: groots en meeslepend of heel bescheiden, heel kerks of meer een beetje aan de rand, om maar eens wat te noemen. Allemaal goed. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, en de Vader kent ze allemaal. Wij mogen met vertrouwen op weg zijn om steeds meer gelovige mensen te worden. We mogen vertrouwen op de weg die de Heer ons wijst, veertig dagen en nachten, ons hele leven tot bij Hem.

Met vertrouwen op weg zijn, dat begint eigenlijk al met de eerste zin, het eerste woord in ons leven. God heeft in den beginne het licht doen overwinnen. Dat geldt voor de schepping, dat geldt ook voor óns leven. God heeft het eerste woord, een woord van liefde en vertrouwen.

Dat wij met vertrouwen onze levensweg mogen gaan, op weg naar God. Dat het hemels brood ons mag voeden, tot heil en zegen van onszelf en allen met wie we zijn verbonden.

Amen

Hans Mesdag