2024 Preek zondag 20 oktober

Een tijdje geleden was ik met een kennis van me, die 67 jaar is, op bezoek in een verpleeghuis bij zijn vriendin. Vier jaar gele­den kreeg ze een ernsti­ge at­ta­que in de herse­nen. Ze moest wor­den opge­nomen omdat ze niet meer kon pra­ten en niet meer reageer­de. Ze her­kende nie­mand meer en wist niet meer waar ze was. Dat is niet verbe­terd. Die ken­nis bezocht haar in het be­gin niet zo vaak. Maar al snel steeds va­ker, omdat ze alleen wilde eten als hij erbij was. Nu be­zoekt hij haar al jaren elke dag een aantal uur in het verpleeghuis. En dat is best een zware taak. “Maar ja, ik hou nou een­­maal van haar,” zegt hij dan. Die lief­de is nu eigen­lijk veel duide­lijker dan toen ze nog gezond was. Met haar gaat het best goed, omdat hij elke dag komt. En ik, ja, ik ging met hem mee en we kwamen bij zijn vrien­din. Ik zag iemand die, om het zo maar te zeggen, zo de­ment was als een deur; hij zag een geliefde. En wie ziet er dan wat waar is? Ik denk hij. In de liefde zien we de mensen, zoals God ze ziet, zoals ze eigen­lijk zijn, zoals ze zijn als kinderen van God. Dat kan best een kruis inhou­den, maar een kruis dat Gods liefde niet ont­kent maar juist laat voelen. En dan volgen we Chris­tus.

In het evangelie zegt Jezus dat wie van de leerlingen groot wil zijn, dienaar van de leerlingen moet zijn. Dat is een moeilijk gebod omdat het dan gaat om dienstbaarheid en nede­righeid. En ‘nederig’ klinkt voor ons vaak hypocriet, alsof het alleen maar arrogantie verbergt. Maar zo wordt het natuur­lijk niet bedoeld; deemoed is dan een beter woord. De eerste zin van de eerste lezing is dat de Heer heeft beslo­ten om zijn dienaar te verne­deren. Dat klinkt ook vreemd, maar het gaat over Jezus die eerst zijn godde­lij­ke almacht aflegde en mens werd en vervol­gens ook nog de kruisweg en de kruisdood onder­ging. Dat is een weg van al­macht naar volstrekte machteloosheid, en dat wordt hier in een slechte vertaling “vernedering” genoemd. Maar dat deed God uit liefde voor de men­sen. Wie iemand echt lief­heeft, wil diegene ook zijn en zo wilde God mens zijn tot en met de dood aan het kruis. Het volgende gedichtje drukt dat heel mooi uit: Ik ben niet mij­zelf, jij bent niet jouzelf, oh zekerheid bezeten,

                        want ik ben jou en mij, jij mij en jou, oh weten.

                        Zeg dan, als meest volmaakte, oh schone van de Dapperstraat

                        Of jij misschien meer mij of ik meer jou mag heten.

In de twee­de lezing staat dat onze Hoge­priester, Jezus, in staat is mee te voelen met onze zwak­heden. God was geworden zoals wij: mens, omdat Hij zo van ons hield. Daarom kan Hij met ons meevoelen. Dat lijkt op die kennis van mij. Die spande zich erg in om ervoor te zorgen dat zijn vriendin zo gezond moge­lijk zou zijn, want hij hield nu een­maal van haar, zoals hij­zelf zei. Daardoor kon hij meevoe­len niet alleen met haar pijn en onge­luk, maar ook met haar rust en vreugde als hij bij haar was. En dat kwam omdat hij haar dien­de. Liefde en deemoed horen bij elkaar, ook als het niet goed gaat. Gods liefde is er evengoed, en mis­schien juist dan.

Vroeger kwam er af en toe een zwakbegaafde bij mij op bezoek. Hij kwam al­tijd tenminste een kwartier eerder dan was afge­spro­ken, soms zelfs een half uur. Eerst zei ik dat hij dat niet moest doen, omdat ik er best wel nog niet kon zijn, en dan moest hij al die tijd wachten. Maar vervolgens kreeg ik door dat hij dat wach­ten helemaal niet erg vond. Als ik er niet was, bleef hij gewoon een half uur voor mijn deur staan. Het deed hem niks. Het duurde even voor ik dat door had, want ik kan helemaal niet goed wach­ten. Ik denk altijd dat ik het veel te druk daarvoor heb. Maar voor hem was dat anders. En dat is een uitdrukking van deemoed, van nede­righeid. Hij had er nooit moeite voor gedaan, maar dat maakt niet uit. Hij kon wachten alsof hij de eeuwig­heid tot z’n be­schikking hebt.Vol­gens Simone Weil wacht God op ons, met einde­loos ge­duld. Het is ook geduld dat van ons gevraagd wordt, geduld en het be­sef dat God op de één of andere manier dat wachten wil. Als je volledig voor Gods wil open­staat, dan is ook het wach­ten, het trage verlopen van de tijd, door God gewild en aan­vaard je dat, ongeveer zoals die zwakbegaafde dat deed. Het is weer liefde voor God die deze wereld nu eenmaal zo heeft ge­maakt. In alle liefde, genegenheid of sympathie voor de dingen en mensen om ons heen, hoe vluchtig ook, is het goddelijke bespeurbaar, dat die dingen en mensen zo heeft gemaakt. Jesus navolgen is het navolgen van zijn liefde met weer die deemoed, wachtend indien nodig. Daarmee vermijd je een hoop irrita­tie en het schenkt vreugde. Alleen wie lief­heeft, zingt, vol­gens Augusti­nus, de kerkvader. Het mooie daarvan is ook dat de gebreken die mensen heb­ben, zoals de dementie van de vrien­din van die ken­nis van mij of zwakbe­gaafdheid, niet tegen die liefde ingaan, maar die zelfs zichtbaar maken. Daardoor zag die kennis van mij zijn vriendin naar waarheid. Nederig­heid en liefde hebben van doen met open­heid voor de we­reld, voor anderen.

En dan kan het natuurlijk best wel gebeu­ren dat je moe bent van anderen, geen zin meer hebt, dat je jezelf eigenlijk genoeg vindt, maar dan geeft het open­heid en vrede als je in dee­moed kunt zeg­gen: “ik ben maar een gewone knecht en heb al­leen mijn plicht gedaan.” Het is een zin die Franciscus van Assisi heeft opge­nomen in zijn Regel voor de Franciscanen. De broeders moeten geen ruzie met el­kaar maken maar bij me­nings­verschillen of irritaties daarvan uitgaan. Het is niet flit­send, maar wel preten­tie­loos en onbevan­gen. Het is eigen­lijk best wel ont­span­nend om alleen maar een dienaar te zijn. Arro­gantie maakt een­zaam, deemoed geeft gezel­schap. Nederig is af­geleid van “neder”, laag: je staat met je voeten op de grond. Het is pretentie­loosheid, nuch­terheid. Dat maakt iemand een goede dienaar, een goeie collega zouden wij zeggen, met wie je kunt samenwer­ken, die open is naar anderen.

In de laatste alinea van het evangelie wordt gezegd dat de Men­senzoon is gekomen om allen te dienen, en uit­eindelijk zijn leven te geven “als losprijs voor velen”. Een losprijs was het geld dat je voor iemand moest beta­len om hem uit de sla­vernij los te kopen. In het evangelie werkt dat twee kanten op, omdat zowel Jezus als wij slaaf waren. Als een slaaf gaf Jezus op Goede Vrijdag zijn leven en Hij be­vrijdde daardoor ons uit de slavernij van het gebonden-zijn aan deze aarde. In alle deemoed werd God een slaaf. Door die deemoed heeft Hij eerbied voor de kleinen, voor ons, voor onze vrij­heid. Hij dwingt ons niet tot zijn lief­de, maar Hij neemt een hou­ding van respect aan, die ons bevrijdt. Het is Gods dee­moed waar­door wij vrij zijn en het moet onze dee­moed zijn die zijn wil laat ge­schie­den. En dan weten we niet waarom daartoe de Kruis­weg moest gebeuren en waarom Jesus toen niet bv. de mensen be­vrijd­de van de Romei­nen. We kunnen er alleen op ver­trou­wen, dat God zulke dingen wel weet. En dan denk ik dat dat vertrou­wen Gods hart ver­heugt. Wie zich van God bewust is en in diens liefde probeert te leven, komt in God te leven. Er ont­staat een gericht­heid op God, zodat Hij een stil­le aan­we­zig­heid in ons denken wordt en leeft in ons leven. Dan wor­den we stil bij God, open voor onze mede­men­sen en in ons dra­gen we vrede. Dat is ‘lief­de voor God’ en een goede reden om te zingen.

Laat ons, Heer, voor uw liefde open staan, zodat we kunnen leven in uw zorg voor ons en in uw vreugde over ons. Amen.

Peter Commandeur