Apocalyps

Ik zat in de wachtkamer van de trein

op dit veilig terrein God te ontkomen

Toen zag ik, dat de zaal vol goud ging stromen

en engelengelijk werden in die schijn

de wachtenden. – Die met het fretgezicht,

het kind dat met zijn limonade knoeide

en al de elkaar aanstarende vermoeiden

toefden als zaligen in een baan van licht.

“Verzet de wissel, wachter baanvak zeven;

laat men zich aanstonds naar’t perron begeven”:

uit de oude vouw rijst elk in’t grauwe licht.

Het laatst zag ik de wandspiegel beslaan.

Eénmaal, van aangezicht tot aangezicht…

als ik versta, gelijk ik bèn verstaan.

Ida Gerhardt

(met dank aan Peter Commandeur)