DE VERHALEN
De volgende verhalen zijn om te vertellen (dat is iets anders dan voorlezen!)
Vandaag is het de eerste zondag van de Veertigdagentijd. Dat betekent dat we ons gaan voorbereiden op Pasen.
Ik wil jullie vandaag twee verhalen vertellen en daarna gaan we wat doen: we gaan dan zand in de Kijkwoestijn scheppen, maar dat vertel ik straks wel.
Het eerste verhaal.
Heel lang geleden, toen de aarde nog nieuw was, had God een heerlijke tuin gemaakt en daar woonden Adam en Eva.
Adam en Eva waren heel gelukkig en alle dieren waren lief en alle planten waren mooi.
Adam en Eva hoefden zich geen zorgen te maken: er waren genoeg vruchten om te eten, ze hoefden geen kleren te maken want het was lekker warm en ze hoefden geen huizen te bouwen, want ze konden lekker slapen op het zachte mos.
Er was maar één boom waarvan ze de vruchten niet mochten eten: dat was de boom van kennis van goed en kwaad, want die was alleen voor God bestemd.
Nu was er een heel gemene slang, een slang die van slechte dingen hield.
Die wilde wel eens proberen of Adam en Eva ook slechte dingen konden doen. Toen Eva even alleen was, ging hij heel schijnheilig naar haar toe en vroeg: “Heeft God echt gezegd dat jullie geen vruchten van de bomen mogen eten?” “Nee hoor”, zei Eva, “we mogen van alle bomen eten: appels en peren en pruimen en kersen en sinaasappels. Alleen de boom van kennis van goed en kwaad daar mogen we niet aankomen, want die is voor God bestemd.” ” Wat gemeen”, zei de slang, “als jullie daarvan eten zullen jullie wijs worden omdat jullie dan het verschil tussen goed en fout gaan zien!” En hij plukte een vrucht van de boom, gaf die aan Eva en hij zei: “Probeer het maar eens”. Eva nam een hap en liet ook Adam van de vrucht proeven.
Toen zag de wereld er ineens heel anders uit: ze zagen dat de dingen goed of fout konden gaan. En ze kregen ruzie, want ze gaven elkaar de schuld van de dingen die fout gingen. En ze schaamden zich voor elkaar omdat ze bloot waren. En ze waren bang voor God, omdat ze vruchten van de boom hadden gegeten, wat God verboden had.
En God was boos en verdrietig: de mensen zouden nu niet meer in het paradijs wonen, maar in een wereld waar ook nare dingen gebeuren en waar de mensen hard moeten werken en waar soms ruzie is en waar mensen ziek kunnen worden en waar de mensen aan het eind van hun leven dood gaan.
Maar God had ook medelijden met de mensen, hij begreep ze wel, daarom maakte hij kleren van dierenhuiden voor Adam en Eva, zodat ze niet meer bloot rond hoefden te lopen. En er bleven nog lekkere vruchten aan de bomen en struiken en ze hadden feesten en vrije dagen. Daardoor zouden de mensen het paradijs niet vergeten.
En nu moeten de mensen steeds weer kiezen: of ze de goede voorbeelden willen volgen òf de kwade!
Het tweede verhaal.
Toen Jezus groot geworden was, ging hij naar Johannes de Doper, want hij wilde door hem gedoopt worden.
Johannes de Doper dompelde hem helemaal onder in de rivier de Jordaan. En toen hij weer boven kwam, klonk de stem van God: “Dit is mijn geliefde zoon.”
Daarna ging Jezus naar de woestijn om alleen te zijn en te bidden en te vasten.
Hij herinnerde zich de verhalen over vroeger toen het joodse volk 40 jaren door de woestijn heeft gezworven op weg naar het land waar ze nu woonden.
In die tijd hebben ze geleerd om op God te vertrouwen. Die verhalen vertellen ze nog steeds.
Nadat Jezus 40 dagen in de woestijn had gevast, kwam de duivel naar hem toe en zei: “Je hebt zo lang op God vertrouwd, ga nu maar eens voor jezelf zorgen en maak van deze woestijnstenen lekkere broden om van te eten”.
Maar Jezus herinnerde zich de oude verhalen en hij zei: “Nee duivel, ik ben nu naar God aan het luisteren en ik weet dat ik wel brood zal vinden in de woestijn”.
Toen zei de duivel: “Het is toch wel prettig als je laat zien dat je de zoon van God bent. Als je je nu van die uitzichttoren naar beneden laat vallen dan bewijs je dat je de zoon van God bent omdat je je geen pijn zult doen”.
Maar Jezus zei: “Het gaat om vertrouwen en niet om bewijzen. Daarom zal ik me niet laten vallen”.
Toen zei de duivel: “Ik weet hoe je de baas kunt worden van alle mensen: als je doet wat ik zeg kan jij zorgen dat alles goed gaat”.
Maar Jezus zei: “God heeft de mensen gemaakt zoals ze zijn en het is mijn taak om het goede voorbeeld te geven. Dan kunnen de mensen zelf kiezen tussen goed en kwaad”.
Vanaf dat moment ging Jezus naar de steden en de dorpen om de mensen over het Rijk van God te vertellen.
En nu gaan we zand scheppen in de Kijkwoestijn.
Als jullie een mooie woestijn maken, gaan we er volgende week mee verder.
(Jullie kunnen een zakje zand en een kleurplaat mee krijgen om thuis ook een Kijkwoestijntje te maken).
Vandaag is het de tweede zondag van de Veertigdagentijd. We zijn dus op weg naar Pasen.
Ook vandaag wil ik jullie twee verhalen vertellen. En daarna gaan we weer werken aan de Kijkwoestijn.
Het eerste verhaal.
Lang voordat het joodse volk door de woestijn zwierf op weg naar het Beloofde Land, woonde Abraham met zijn familie in Haran, ergens in de buurt van Turkije.
Abraham was een herder, maar niet zo’n herder als wij nu kennen. In die tijd waren er nog niet zoveel mensen als nu, ze hadden dus de ruimte. En, zoals je in een groot weiland kunt zien, blijven de koeien of schapen meestal in een goepje bij elkaar. Zo is het ook als er geen hekken zijn: de kudde blijft bij elkaar en loopt al grazend langzaam vooruit. Zo was het ook bij Abraham: hij leefde op een plek waar veel gras was en andere lekkere planten voor de schapen en geiten en ezels. Er werden dan ook veel lammetjes geboren en de kudde werd steeds groter en groter. En de familie van Abraham werd ook steeds groter. En ze namen knechten in dienst om al het vee te verzorgen.
Ik denk dat er daardoor wel eens problemen kwamen: als verschillende kuddes te dicht bij elkaar komen, dan raken ze wel eens door elkaar en dan komt er ruzie over van wie welke schapen en geiten zijn. En dan kan het gras opraken, waardoor er niet meer genoeg te eten is. En als er teveel mensen vlak bij elkaar wonen, kunnen ze ook gemakkelijk ruzie krijgen. Ik denk dat Abraham zich daarom zorgen begon te maken.
Er wordt over Abraham verteld dat hij in God geloofde en dat op een dag God tegen hem zei dat hij op weg moest gaan naar een prachtig groen land dat God hem zou wijzen. En Abraham vertrouwde op God: hij liet de tenten waarin ze woonden afbreken en alles wat ze mee moesten nemen op ezeltjes laden en ging op weg, samen met zijn vrouw Sara, met zijn neef Lot en met alle mensen die zij in dienst genomen hadden, en natuurlijk alle schapen en geiten. Hij wist wel hoe dat moest, want toen hij jong was, was hij met zijn ouders uit Ur gekomen, dat was ook een lange tocht geweest. Ja, zo ging dat in die tijd: mensen moesten vaak weer een betere plek zoeken om te wonen: of omdat het eten op was of omdat er geen regen viel of juist omdat er overstromingen waren of omdat er teveel mensen kwamen!
En dat is nu het bijzondere van Abraham: hij geloofde in God, hij vertrouwde op God en hij bleef vertrouwen op God ook als hij niet begreep hoe het goed zou komen. Zo werd hij een voorbeeld voor alle gelovige mensen en kreeg hij de titel “Vader van alle gelovigen”.
(misschien kan je deze week aan een van je ouders of iemand anders vragen om uit de kinderbijbel de andere verhalen over Abraham voor te lezen)
Het tweede verhaal.
Nadat Jezus naar de steden en de dorpen was gegaan om over het Rijk van God te vertellen, was er iets ergs gebeurd. Johannes de Doper had tegen koning Herodes gezegd dat die verkeerde dingen deed en dat hij daarmee op moest houden. En koning Herodes was heel boos geworden en had Johannes de Doper in de gevangenis gegooid en later had hij hem laten onthoofden!
Jezus begreep dat hij maar op moest passen en hij trok met zijn leerlingen naar de andere kant van het land om daar over het Rijk van God te vertellen en de zieken te genezen. Van alle kanten kwamen de mensen naar Jezus toe. En als Jezus vond dat het genoeg was, dan trok hij weer naar de volgende plaats. Zo was Jezus, net als Abraham, een soort zwerver geworden! Alleen maakte hij niet zulke grote tochten en hoefde hij geen vee mee te nemen!
Op een dag nam Jezus drie van zijn leerlingen mee naar de top van een hoge berg. Het waren Petrus, Jakobus en zijn broer Johannes. Jezus wilde even weg uit de drukte en dicht bij de hemel zijn. Tijd om bij God te zijn.
De leerlingen zagen dat Jezus’ gezicht begon te stralen als de zon en zijn kleren glanzend werden als het licht. En ze zagen Mozes en Elia die met hem spraken. Mozes en Elia waren grote mannen uit de geschiedenis van het joodse volk. Ook zij hadden God ontmoet op een berg, net als Jezus nu.
En de leerlingen van Jezus hoorden de stem van God die zei: “Dit is mijn geliefde zoon, luister naar hem.”
De leerlingen begrepen er niets van: eerst wilden ze daar blijven, maar daarna werden ze zo bang dat ze zich op de grond lieten vallen!
Maar toen Jezus ze geruststelde en zei dat ze best weer op konden staan, was alles weer gewoon.
Op de terugweg zei Jezus dat ze er met niemand over mochten praten voordat Jezus uit de doden zou zijn opgestaan.
De leerlingen begrepen er niets van, maar ze spraken er niet meer over.
En nu gaan we verder werken aan de Kijkwoestijn: eerst hangen we een grote berg op en daarna gaan we wegen aanleggen in de woestijn. Met witte steentjes kunnen we de weg markeren: wit herinnert aan het hemelse visioen.
(er zijn kiezelstenen en witte steentjes en een kleurplaat om mee naar huis te nemen)
Vandaag is het de derde zondag van de Veertigdagentijd. We gaan het hebben over WATER:
Water hoort bij Pasen: in de plechtige viering van de Paasnacht staat er een grote bak met water, die wordt klaargemaakt voor het dopen van kinderen (en misschien wel grote mensen) in het komende jaar.
Straks gaan we in de Kijkwoestijn een vijver vullen met water, maar eerst wil ik jullie vertellen over Mozes en hoe hij water in de woestijn vond.
Het eerste verhaal.
Jullie weten al dat het joodse volk 40 jaren door de woestijn heeft gezworven voordat het in het Beloofde Land kwam. Mozes moest ze leiden op die tocht.
En het was niet gemakkelijk: Eerst werden ze achtervolgd door de Egyptenaren die vonden dat ze niet weg mochten gaan. En toen ze eindelijk ontsnapt waren door het water van de zee en in de woestijn aangekomen waren, hadden ze niets te eten. Maar God zorgde voor het Manna, dat ze brood uit de hemel noemden.
Maar nog waren de problemen niet voorbij: toen ze verder trokken door de woestijn hadden ze geen water meer en kregen ze steeds grotere dorst: de mensen konden niet meer verder en ook hun dieren hadden het moeilijk.
En de mensen werden boos op Mozes: “Wat heb je ons aangedaan: we zouden naar het Beloofde Land gaan en nu gaan we hier dood van de dorst! Wat ben je een slechte man, hadden we maar nooit naar je geluisterd!”
En Mozes had het er maar moeilijk mee: hij had op God vertrouwd en nu was iedereen tegen hem.
En dus vroeg hij aan God: “Wat moet ik hier nu mee?!”
En God antwoordde: “Neem je staf mee en ga met de ervaren mensen vooruit. Ik, God, zal op de rots staan. Sla met je staf op die rots en er zal water uit stromen”. En Mozes deed wat God gezegd had.
En toen de mensen en het vee gedronken hadden, keerde hun vertrouwen terug en de moed om de tocht te volbrengen.
Ze zouden nog veel gevaren moeten trotseren. Maar ze zouden ook de geboden van God leren kennen, zodat ze gelukkig zouden kunnen leven.
Gek hè, je weet hoe het goed kan gaan en toch vergeet je dat steeds weer. Het is een lange weg om wijs te worden!
Het tweede verhaal.
In het Evangelie van vandaag wordt verteld over Jezus die op weg was naar Galilea, omdat hij zoveel mogelijk uit de buurt van koning Herodes in Jeruzalem wilde blijven.
Onderweg rustte hij uit bij een bron. En terwijl zijn leerlingen naar de stad waren gegaan om boodschappen te doen, raakte Jezus in gesprek met een vrouw die daar water kwam putten. Het werd een heel diep gesprek over de dingen van het leven en aan het eind van dat gesprek voelde de vrouw zich helemaal gelukkig en ze ging over Jezus vertellen in de stad. En de mensen kwamen naar Jezus toe om hem te leren kennen. En ze waren erg blij met zijn Boodschap. Pas na twee dagen ging Jezus weer op weg.
En nu gaan we een vijver met water vullen in de Kijkwoestijn.
(er komt een kleurplaat en flesjes met water om mee naar huis te nemen).
(misschien kan je deze week aan een van je ouders of iemand anders vragen om uit de kinderbijbel de andere verhalen over Mozes voor te lezen)
4. ZONDAG VEERTIGDAGENTIJD
Vandaag is het de vierde zondag van de Veertigdagentijd. Vandaag gaan we het hebben over LICHT, want licht heb je nodig om te ZIEN:
Ook licht hoort bij Pasen: in de plechtige viering van de Paasnacht wordt het licht ontstoken: eerst wordt een vuur gemaakt in een bak en als dat goed brandt wordt de paaskaars daaraan aangestoken en feestelijk de kerk ingedragen. Daar blijft hij het hele jaar staan totdat de volgende Veertigdagentijd begint.
Straks gaan we het licht aandoen boven de Kijkwoestijn.
Licht heb je nodig om te zien: dat gaan we straks proberen, maar nu wil ik jullie eerst vertellen hoe God anders kijkt dan mensen.
Het eerste verhaal.
Vorige keer heb ik jullie verteld over het joodse volk dat op weg was naar het land dat God hen beloofd had.
Vandaag zijn ze aangekomen in dat land en ze zijn er gaan wonen. Ze trekken er niet meer rond met hun vee, maar ze wonen in huizen in steden en dorpen. Ze hebben ook geen leider meer zoals Mozes, maar ze hebben een koning, zoals de andere volkeren in de buurt.
Hun koning heette Saul. Maar Saul was niet zo’n goede koning en daarom vond God dat er een andere koning moest komen. Daarom gaf God aan zijn dienaar Samuel de opdracht: “Ga naar Betlehem, naar een man die Isaï heet, want één van zijn zonen zal de nieuwe koning worden”.
Samuel ging dus op weg en toen hij aangekomen was en de broers zag, dacht hij meteen dat de grootste en sterkste de nieuwe koning zou worden. Maar God zei: “Nee, hem wil ik niet, want God kijkt niet zoals een mens kijkt: een mens kijkt naar het uiterlijk, maar God kijkt naar het hart”. En Samuel keek alle broers aan die daar waren, het waren er wel zeven, allemaal stoere jongens, maar geen van hen zou de nieuwe koning worden. Samuel begreep het niet en vroeg aan de vader: “Zijn dit echt al uw zonen?” De vader antwoordde: “David, de jongste, die is er niet, want hij hoedt de schapen”. En Samuel zei: “Laat die dan halen, want we gaan niet aan tafel voordat hij er ook bij is”. David had rode haren, mooie ogen en een prettig voorkomen.
Nu zei God tegen Samuel: “David zal de nieuwe koning worden. Giet dus de olie die je meegebracht hebt over hem uit om hem te zalven”. – Vanaf dat moment was David bezield door de Geest van God. En later zou hij koning worden.
En dat is dus wat je goed moet onthouden: God kijkt anders dan de mensen: de mensen kijken naar het uiterlijk, maar God kijkt naar het hart!
Het tweede verhaal.
In het Evangelie van vandaag wordt verteld hoe Jezus een blinde man ontmoet.Jezus maakt dat die man kan gaan zien, maar deze man kan daarna niet alleen de mensen en de bomen en de huizen zien, maar hij begrijpt ook de boodschap van Jezus over het Rijk van God: dat het niet om de buitenkant gaat, maar om het innerlijk. De Farizeeën, die nooit blind geweest waren, snapten er niets van!
En nu gaan we blindemannetje spelen: rondlopen, zonder dat je iets kunt zien. En daarna gaan we het licht boven de Kijkwoestijn aandoen.
(er KOMT een kleurplaat en lichtjes om mee naar huis te nemen).
(misschien kan je deze week aan een van je ouders of iemand anders vragen om uit de kinderbijbel de andere verhalen over David voor te lezen)
5. ZONDAG VEERTIGDAGENTIJD
Vandaag is het de vijfde zondag van de Veertigdagentijd. Vandaag gaan we het hebben over LEVEN:
En leven hoort natuurlijk bij Pasen, want met Pasen vieren we dat Jezus leeft!
Straks gaan we leven brengen in de Kijkwoestijn en daarvóór gaan we voelen wat leven is, maar eerst wil ik jullie een verhaal vertellen.
Het eerste verhaal.
Er was eens een prachtige plant, met mooie groene bladeren. Er kwamen mooie bloemen in en er kwamen vlinders om honing te eten en bijen en hommels en andere insecten. De zon scheen vrolijk en de vogels floten blij. En uit de bloemen groeiden zaaddozen en in die zaaddoosjes groeiden zaadjes.
Maar de zaaddoosjes begonnen te verdrogen en lelijk te worden, ze gingen stuk en de zaadjes vielen op de grond. En ook de plant begon lelijk te worden: z’n mooie bladeren werden bruin, vielen af of gingen rotten en slap hangen. En toen er een hele harde regenbui kwam met stevige wind, viel de plant om. En toen de winter voorbij was met sneeuw en vorst, was er niets meer van de plant te zien.
Toen begon de lentezon te schijnen en een zacht regenbuitje maakte alles fris en schoon. Maar de zaadjes die in de grond lagen werden nu ook lelijk en het leek wel of ze ook begonnen te rotten… Maar kijk: tussen het verschrompelde velletje van zo’n zaadje kwam iets groens te voorschijn. Als je goed keek bleken het twee dikke, vormeloze blaadjes te zijn… Maar kijk: tussen die blaadjes kwam een groen knopje te voorschijn. En zie: daar kwamen veel mooiere blaadjes. En het plantje groeide verder tot het een heel grote mooie plant was geworden. En nu was deze plant niet alleen, want er waren een heleboel zaadjes gaan groeien, zodat er een heleboel mooie planten stonden!
En nu moet ik jullie iets heel verdrietigs vertellen over het joodse volk: vorige keer vertelde ik hoe ze eindelijk woonden in het land dat God hen beloofd had. En over David, de koning die God voor hen gekozen had. En na David waren er nog vele koningen geweest: sommigen waren goed, maar anderen deden vaak verkeerde dingen.
En toen kwamen er oorlogen: grote landen namen de macht over, ze vernielden de tempel in Jeruzalem, namen alle kostbaarheden mee en ook veel mensen werden meegenomen weg uit het land dat God hen beloofd had en ze moesten leven en werken in een vreemd land – in ballingschap wordt dat genoemd -.
Maar toen ze nagedacht hadden over wat ze allemaal verkeerd hadden gedaan en zich afvroegen waarom God hen niet beschermd had tegen de machtige vijanden, begon de profeet Ezechiël hen moed in te spreken en hij vertelde over een machtig visioen dat God hem gegeven had, hij zei: “Ik zag een verschrikkelijk slagveld: allemaal botten van gestorven soldaten en God maakte alle beenderen weer aan elkaar en maakte er weer nieuwe mensen van! Zo zal het met jullie gaan”, zei de profeet Ezechiël: “jullie die nu verstrooid zijn tussen alle volken zullen weer teruggaan naar Jeruzalem om daar te wonen”.
En zo is het nu eenmaal: ook als je kind van God bent kunnen er nare dingen gebeuren. Soms is het je eigen schuld, maar soms ook niet: het kan door de schuld van anderen komen, maar soms kan het alleen maar pech zijn, een ongeluk waar niemand schuld aan heeft.
Maar God is er altijd. Soms voel je het niet, maar je kunt altijd tot Hem blijven bidden of zeggen dat je boos bent of klagen dat je zo verdrietig bent, want Hij begrijpt alles. En als je eens erg moet huilen, vertrouw er dan toch maar op dat het weer over zal gaan en dan zul je weer kunnen lachen.
Het tweede verhaal.
En in het Evangelie van vandaag wordt verteld hoe Jezus zijn goede vriend Lazarus, die gestorven was en al in een graf gelegd was, weer terug riep uit de dood: Jezus riep: “Lazarus, kom naar buiten!” en Lazarus kwam naar buiten!
En nu gaan we een kleed op de grond leggen en jullie gaan daar op liggen alsof je erg moe bent… en dan gaan jullie spelen dat je langzaam wakker wordt /zitten/staan/dansen.
Daarna gaan we leven brengen in de Kijkwoestijn (bakjes met tuinkers). (er komt een kleurplaat en kweekbakjes om thuis tuinkers te laten groeien, dan kan je het zelf zien).
6. ZONDAG VEERTIGDAGENTIJD
Vandaag vieren we Palmzondag: er zijn palmtakjes uitgedeeld en we hebben het Evangelie gehoord over de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem.
Straks gaan we in de Kijkwoestijn een ereboog van palmtakjes maken om Jezus welkom te heten.
Maar eerst wil ik jullie nog iets vertellen.
Uitleg.
De gewone mensen waren blij dat Jezus naar Jeruzalem kwam, want ze waren blij met zijn Boodschap.
Weten jullie nog dat ik jullie vertelde over het joodse volk dat 40 jaren door de woestijn had gezworven op weg naar het land dat God hen beloofd had en dat ze daar de geboden van God hadden geleerd, zodat ze gelukkig zouden kunnen leven?
En dat ik jullie verteld had over God die niet ziet zoals mensen zien: de mensen kijken naar de buitenkant, maar God kijkt naar het hart?
Dat was Jezus aan het uitleggen aan de mensen in de dorpen en de steden: dat God van mensen houdt en hoopt dat ze gelukkig zullen zijn en dat dat soms moeite kost, maar dat je moet blijven vertrouwen.
Het is belangrijk dat je je aan wetten houdt, anders gebeuren er ongelukken of andere nare dingen. Maar soms is het nodig om je even niet aan de wet te houden, om te zorgen dat er geen nare dingen gebeuren.
Ik zal jullie een voorbeeld geven:
Toen Jezus eens een keer op sabbat in de synagoge was, was daar ook een man met een verschrompelde hand.
Nu is het de bedoeling dat er op de sabbat niet gewerkt wordt, want dan mogen de mensen uitrusten en kunnen ze terugdenken aan het paradijs om het niet te vergeten.
Maar Jezus vond het deze keer belangrijker dat de man met de verschrompelde hand weer beter werd, daarom werd de man weer gezond op de sabbat.
Maar de Farizeeën, die alle wetten heel goed kenden werden boos: ze kenden de buitenkant van de wetten beter dan de binnenkant en ze waren vergeten om te kijken of de mensen gelukkig waren.
En ze waren héél boos op Jezus, want Jezus keek de mensen aan, en de Farizeeën vonden dat Hij op moest houden, dat Hij dood moest!
Zo kwam het dat Jezus, toen hij Jeruzalem binnenkwam, werd toegejuicht door de gewone mensen, maar dat er andere mensen waren die een manier zochten om hem dood te maken.
En jullie weten het hè: Jezus werd dood gemaakt, maar ze hebben Hem niet kunnen stoppen: Jezus leeft voort en zijn Blijde Boodschap wordt verder verteld. (Maar dat is het verhaal van Pasen, dat vertel ik volgende week).
Nu gaan we de Kijkwoestijn verder inrichten met een ereboog van palmtakjes om Jezus welkom te heten en we zetten een paar jampotjes met palmtakjes in de Kijkwoestijn.
(er komt een kleurplaat en in de kerk hebben jullie al een palmtakje gekregen om mee naar huis te nemen)
(de kruisweg laat het lijden en sterven van Jezus zien).
7. ZONDAG VEERTIGDAGENTIJD = 1. ZONDAG VAN PASEN
Vandaag vieren we Pasen, de Veertigdagentijd is voorbij!
We vieren dat Jezus leeft en dat we nog steeds kunnen vertellen over zijn Blijde Boodschap over het Rijk van God. En dat er nog heel veel mensen zijn die werken aan een betere wereld: zieken genezen, arme mensen helpen, vrede stichten…
En ook in de natuur zien we nieuw leven: uit de bloembollen komen mooie bloemen: narcissen, tulpen, hyacinten en nog veel meer. Kuikentjes kruipen uit hun ei. Lammetjes huppelen in het weiland. Bijen maken grote schoonmaak. En mensen verheugen zich op warme dagen in de zon.
Straks gaan we van de Kijkwoestijn een Paastuin maken.
En voor onszelf een feestelijke paasbloem.
Maar eerst wil ik jullie nog vertellen over de dagen nadat Jezus gestorven was.
Het verhaal.
Wij zijn nu wel blij, maar toen Jezus pas gestorven was, waren zijn leerlingen en vrienden heel verdrietig: ze wisten niet meer hoe het verder moest.
Ze hadden gedacht dat Jezus altijd bij hen zou blijven totdat de hele wereld goed zou zijn en alle kwaad verdwenen.
Maar nu leek het of het kwaad gewonnen had: de slechte mensen hadden Jezus doodgemaakt en de leerlingen waren bang dat ze ook doodgemaakt zouden worden. Hoe moest dat nu verder? Was de boodschap van Jezus eigenlijk waardeloos? Ze hadden zich verstopt in een huis en de deuren stevig op slot gedaan.
Na de sabbat gingen Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en een vrouw die Salome heette naar het graf om het lichaam van Jezus te verzorgen en afscheid van Hem te nemen. Ze waren diep bedroefd.
Maar kijk: toen ze bij het graf kwamen zagen ze dat Jezus daar niet was!
Ze konden niet eens afscheid nemen!
En tot hun verbazing zagen ze een jongeman in witte kleren zitten die zei: “Zeg aan de leerlingen van Jezus dat ze naar Galilea moeten gaan waar Jezus in de steden en dorpen had verteld over de Blijde Boodschap over het Rijk van God en waar Hij mensen had genezen van hun kwalen: daar zullen ze Hem ontmoeten”.
De vrouwen begrepen het niet, ze waren bang, ze gingen weg bij het graf en ze durfden er eerst niet over te praten.
En pas toen ze zich omgekeerd hadden en het graf achter zich hadden gelaten, kwam Jezus hen in de tuin tegemoet. Pas na die ontmoeting met Jezus gingen ze er over vertellen.
Wij hoeven niet op reis te gaan naar Galilea, want wij hebben de evangelieverhalen waarin verteld wordt over Jezus in Galilea en wat Hij daar deed en vertelde. Zo kunnen wij Jezus leren kennen.
De komende zondagen worden de evangelieverhalen voorgelezen over de ontmoetingen met Jezus en wat het betekent dat Hij verrezen is.
Nu gaan we van de Kijkwoestijn een Paastuin maken door er gele bloemen in te zetten.
(trompetnarcissen worden ook wel paaslelies genoemd, ze passen mooi in de jampotten waarin al palmtakjes staan).
Daarna gaan we voor onszelf een paasbloem maken (zie voor de beschrijving van zo’n bloem onder paasboeket).
(er komt ook een kleurplaat om mee naar huis te nemen)