Jan, Bep, Kees, Theo, Riet, Wim, Henkie en Jopie hebben een broertje gekregen. Bij het H. Doopsel ontving hij de namen Leonardus, Jacobus, Maria. We noemen hem Leo.
Zo werd half december 1947 het geboortekaartje rondgestuurd waarmee de wereld kond werd gedaan van de geboorte van ons broertje Leo. Wanneer u heeft meegeteld, dan weet u dat Leo het negende kind was in ons toch al behoorlijk omvangrijke gezin.
Zoals gebruikelijk in die tijd in katholieke gezinnen werden pas geboren kinderen zo spoedig mogelijk gedoopt. Dankzij het H. Doopsel raakte je de erfzonde kwijt waarmee Adam en Eva als eerste mensen werden besmet. Alleen, een gewoon doopsel vond Leo kennelijk niet genoeg. Vandaar de duik vanaf de kinderwagen in het water van de Lorentzkade op een verder mooie zomerdag. Gelukkig dat zijn oudere broer Theo en zijn oudste zusje Beppie hem nog net op tijd weer op het droge kregen. Ook de kinderwagen werd gered.
Leo was op drie maanden na al bijna 7 toen hij aan mijn handje naar de eerste klas werd gevoerd. Onvoordelig jarig. Zo heette dat in die tijd. De ‘grote school’ zoals wij de lagere school noemden, vond hij prachtig. Hij was nu eenmaal erg leergierig.
Leo had als snel een schare vriendjes om zich heen. Ook om samen naar school te gaan. Gelukkig voor hem mocht hij zijn eerste H. Communie al doen toen hij nog in de eerst klas zat. Aldus kon hij in de tweede klas een inhaalslag maken met de opleiding tot misdienaar.
De functie van misdienaar werd door hem met zeer veel inzet vervuld. Hij had nu eenmaal veel waardering voor de plechtige liturgie, zoals die binnen onze parochiekerk, de kathedrale basiliek St Bavo te Haarlem, werd geboden. Mogelijk heeft dat hem ondersteund bij zijn roeping tot het priesterschap. Daar praatte hij al redelijk vroeg over op de lagere school. Hij had dan ook een voorrangspositie om als celebrant op te treden wanneer we thuis missie speelden.
Leo had het eigenlijk nooit zo over bijvoorbeeld een ‘vaderwens’, zoals die wel eens bij jonge kinderen kwam opborrelen. Zoals bij het vader en moedertje spelen. Zelfs niet toen hij in de Anna Paulownapolder, waar we destijds elk jaar logeerden, kennis maakte met een prachtig en lief meisje. Een zusje van een de vrienden van onze neven ter plaatse. Tussen haar en Leo sprong duidelijk een vonk over. Maar Leo, je wordt toch priester? Dan kan dat toch niet? Ja natuurlijk word ik priester, zei Leo dan. Maar daarom mag ik haar toch wel lief vinden?
Hij zal toen een jaar of acht geweest zijn. Ondertussen behoorde hij op de lagere school tot de topleerlingen. Minstens een acht en een half of anders een negen als gemiddeld cijfer. Dus met het volste vertrouwen zagen wij hem aan het eind van het zesde leerjaar op de lagere school naar het seminarie Hageveld gaan om toelatingsexamen te doen. Ik zie hem aan het eind van de middag nog thuiskomen met de fiets. Een gezicht nat van de tranen. ‘Leo, wat is er toch’ zo vroeg ik hem. ‘Ik ben gezakt’ zo bracht hij er snikkend uit. Leo gezakt? Hoe kan dat nou. Het kon wel degelijk. Z’n cijferlijst leek wel een voetbalpool. Voor de vier examenvakken gemiddeld een 2 of zo iets.
Waarschijnlijk was hij met veel teveel spanning het examen ingegaan. Immers, het was een eerste horde op weg naar het priesterschap. Die moest en zou met succes worden genomen. Met zoveel veel spanning in zijn lijf kon het gewoon niet goed gaan. Hij zakte ook nog keer voor het herexamen dat hij mocht maken vanwege de uitstekende resultaten op de lagere school. Uiteindelijk kwam hij wél goed door wat persoonlijke testen. En vervolgens draaide hij op Hageveld weer als een trein. Met alweer overdreven hoge cijfers. En alweer met veel vrienden.
Hij deed in1966 eindexamen voor Hageveld in een voor de verdere priesteropleiding moeilijke tijd. Enkele jaren na het Vaticaans Concilie. Priesters traden in die tijd bij bosjes uit het ambt. Niet leuk voor iemand die net aan een studie voor hetzelfde ambt wilde gaan werken. Bovendien: het geriefelijke paleis Warmond was er niet meer bij voor studie en huisvesting. Studeren deed je voortaan aan de KTA in Amsterdam en wonen deed je in een wat mij een kraakpand of zoiets leek. Tochtig en koud. De roeping moest wel erg diep zitten om het daar langer dan een paar weken uit te houden, zo leek het mij. Leo dacht daar anders over. Ook had hij nog zijn ouderlijk huis om op zondagen te eten. Of om de keuken in brand te steken.
Dat was een spannende gebeurtenis. Toen Leo op een zondagmiddag thuis kwam, was er verder niemand. Hij had trek in een hartige hap. Daarom besloot hij een loempia uit de diepvrieskast in de winkel te pakken. Ondertussen stond op het vuur een pannetje met frituurvet warm te worden. Naar een poosje dacht Leo ‘kom, laat ik eens kijken of het vet al heet genoeg is voor de Loempia’. Dat was inderdaad het geval. Hij tilde het deksel van de pan. Het toch wel erg heet geworden vet vloog in de brand vloog. Gelukkig was de kraan vlak bij. Dus snel een kopje met water gevuld om de vlammen in de pan te doven. Met een sensationeel effect. De vlammen kropen haast de hele keuken door. Maar op een gegeven moment was het gas uitgezet en de deksel weer terug op de pan. Het voedsel voor de vlammen was daardoor snel op. De vlammen gingen uit.
Gelukkig. Maar ondertussen was de hele keuken zwart geworden. Moeder schrok zich een ongeluk toen ze bij thuiskomst de zwarte keuken zag. Maar de rest van het huis was gespaard gebleven. En, we zijn toch tegen brand verzekerd, wist Leo nog op te merken.
Dat klopte. Na het herstel en de opknapbeurt zag de keuken er nog veel stralender uit dan voorheen. Dankzij de combinatie Leo & brandverzekering.
Ondertussen hield Leo vol met zijn studie voor het priesterschap. Uiteindelijk wist hij in het najaar 1974 bisschop Zwartkruis zover te krijgen hem tot priester te wijden. En wat voor een priester. Als familie kon je, vooral in het begin, duidelijk merken dat Leo wat tegenslagen had te verwerken. Maar met het verstrijken der jaren groeide hij in onze ogen uit tot een toch wel heel bijzondere priester. Geliefd bij mensen vanaf zeer jong tot zeer oud en met alle kleuren van de regenboog. Met als afsluiting het prachtige boekje ‘ik hou van jou’.
Leo, we zijn trots op je.
Tot slot: Met respect en dankbaarheid denken wij terug aan de grote belangstelling die Leo tijdens zijn ziekbed mocht ondervinden. En natuurlijk ook aan de goede en hartelijke verzorging die hem gedurende zijn laatste maanden in het hospice van het Willem Dreeshuis werd geboden.
Joop Nederstigt, broer