Overweging zondag 1 juni 2025

OVERWEGING 7de zondag van Pasen, 1 juni 2025

Lezingen: Handelingen 7:55-60 en Johannes 17:20-26

Zusters en broeders,

Laatst zat ik in de trein, half zes ‘s avonds, op een door-de-
weekse dag, druk, vol met forensen die allemaal moe, zwijgend
en wat chagerijnig voor zich uit keken. Toen ging er een
mobieltje af van een jongen die tegenover me zat en ook niet
zo vrolijk keek. Hij pakte het, zette het aan zijn oor en het
leek wel een gedaanteverandering. Hij begon te glimlachen, er
kwam een glans over zijn ogen. Zijn gezicht opende zich en
ineens had hij plezier.
In het evangelie hoorden we het slot van het zogenoemde
hogepriesterlijke gebed van Jezus. Jezus zegt dit op de
vooravond van zijn sterven in de zaal van het laatste
avondmaal en in het deel van het gebed dat we hebben gelezen,
spreekt Hij over het één zijn van Hem met alle gelovigen. Het
gaat dan om een eenheid van liefde, dus een eenheid in de
Geest, want de Geest is liefde. Daarom ben ik begonnen met die
jongen in de trein. Die liet heel duidelijk de vreugde zien,
die door zo’n eenheid van liefde en van geluk ontstaat al is
het maar met iemand aan de andere kant van de telefoon. En dan
kan liefde ook genegenheid zijn of vriendschap voor een goeie
bekende. Dat maakt niet uit; het schenkt een vreugde die
afkomstig is van de Geest. Het hogepriesterlijke gebed wordt
altijd gelezen op de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren,
omdat met Hemelvaart Jezus naar de Vader is teruggekeerd en
met Pinksteren komt Hij weer terug bij ons, tenminste in
liefde komt Hij terug als de Geest, de goddelijke liefde
tussen de Vader en de Zoon en tussen de Vader, de Zoon en ons.
Liefde geeft eenheid omdat je het goede wilt voor degene aan
wie je gehecht bent, zoals die persoon dat voor zichzelf wil
en ook voor jou omdat liefde vaak wederkerig is. Zo ontstaat
er een eenheid, waarin men elkaar nabij is, zodat je kunt
zeggen dat Jezus weer terugkomt bij ons.
In de tweede lezing uit de Apocalyps zegt Jezus dat expliciet:
“Ik kom spoedig.” En dan komt Hij op 3 tijden: ruim 2000 jaar
geleden kwam Hij in Bethlehem als baby, aan het einde der
tijden zal Hij komen in heerlijkheid en majesteit, maar nu
komt Jezus, bij ons, in liefde, dus in de Geest, wat we vieren
met Pinksteren. Jezus spreekt vaker over zijn nabijheid. In de
lezing van vorige week zondag zei Hij: “Als iemand mij
liefheeft, zal mijn Vader hem liefhebben en Wij zullen tot hem
komen en verblijf bij hem houden.” Dat is de tweede komst.
Straks bij de communie is Jezus in het brood aanwezig, en moge
Hij ook nu bezielend in de kerk aanwezig zijn.
Maar we hebben nog de eerste lezing, over de marteldood van
Stefanus. Ook al zijn de Vader en de Zoon nabij en Stefanus
zag ze allebei in de hemel die voor hem open stond, evengoed
stierf hij door steniging. “Kom, Heer Jezus,” betekent niet
dat Jezus er met een paar minuten wel zijn om ons uit de
problemen te halen. Het hogepriesterlijk gebed begint met de
woorden: “Vader, verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U
verheerlijkt,” maar de volgende dag was de Kruisweg, toen
Jezus zijn Vader vroeg waarom die Hem verlaten had. Ook al is

God heel nabij, pijn en zorgen blijven evengoed. Zo is de
wereld. Als we zouden zeggen dat alle pijn overgaat, als je
maar hard genoeg bidt, zou dat erg zalvend worden,
ongeloofwaardig. Maar toch kunnen we temidden van pijn en
zorgen en ook temidden van het lijden van de wereld vertrouwen
op de kracht van Gods liefde en dat geeft hoop en daarmee toch
verlichting. Het is een liefde waarin zelfs de angst voor de
dood onbelangrijk wordt, want God wil ons bij zich houden.
“Wie in mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven,” in
woorden van Jezus. Zelfs al eindigt het lijden in de dood,
zoals bij Stefanus, dat is niet het einde van Gods liefde voor
ons en daarom van ons leven bij God.
Van Stefanus is weinig bekend, maar onlangs las ik teksten van
Titus Brandsma en die heeft veel met hem gemeen. Brandsma was
een priester die in 1942 in de Bonifatiuskerk zijn laatste mis
heeft gevierd. Daarna werd hij opgepakt door de Duitsers omdat
hij zich had verzet tegen het nationaalsocialisme en de
Jodenvervolgingen. Een half jaar nadat hij was opgepakt stierf
hij in Dachau, een gevangeniskamp van de Nazi’s. Volgens zijn
medegevangenen was hij een hartelijke, behulpzame en opgewekte
man. Troostend en biddend wist hij het leed van hen en van
zichzelf dragelijk te maken. Hij heeft gezegd: “De cel is mij
groot genoeg en hier is God mij zeer nabij.” Dat is eigenlijk
hetzelfde als wat Stefanus zegt. Brandsma schrijft dat we
kunnen zien dat God is gekomen door de weerspiegeling van zijn
wezen in de schepselen, zoals in het Zonnelied van Franciscus,
waarmee we de viering zullen eindigen. En op een meer intieme
wijze is God ons nabij als we Hem liefhebben. Die twee
manieren van nabij zijn gaan natuurlijk goed samen. “Als de
ziel luistert,” schrijft Brandsma, “kan ze Gods nabijheid
voelen en zijn tred of zijn stem vernemen. En dan wacht de
ziel in spanning, of de Beminde al komt.” Zo voelde hij dat
zelfs in Dachau. Ook daar kwam God in liefde voor hem en voor
de andere gevangenen. Ernstige zorgen en pijn houden God niet
tegen. Hij laat die zorgen en die pijn niet verdwijnen, maar
ze worden beter draagbaar. Zelfs in Dachau was Brandsma
opgewekt, omdat hij God nabij wist. 3 Jaar geleden is hij
heilig verklaard. Gelukkig zijn onze problemen een stuk minder
dan die van Stefanus die gestenigd werd of die van Brandsma in
Dachau. Daarom was ik maar begonnen met een chagerijnige
forensentrein. Dat is geen leuke omgeving, maar nog lang geen
Dachau of een steniging en daardoor veel normaler en dichter
bij ons. En ook daar was zomaar, onverwachts, door een
lachende jongen met een glans in zijn ogen ineens een stukje
genegenheid zichtbaar, met de vreugde die daarbij hoort. En
zulke liefde weerspiegelt Gods wezen. Temidden van alle
chagerijnigheid was even God gekomen. Hij is geheimzinnig,
onze God, alsof je je vinger maar hoeft uit te steken en je
raakt Hem aan, alsof de dingen naar Hem voelen, naar Hem
smaken. Er is een geheimzinnige nabijheid van God, die vrolijk
maakt. Als de ziel luistert of kijkt, kan ze horen en zien dat

God nabij is in de schepselen en in de ziel zelf, omdat die
naar God verlangt en zo een relatie van liefde met Hem heeft.
Jezus bidt voor de apostelen en voor allen die door hun woord
in Hem geloven omdat er een wederzijdse liefde is van
enerzijds de Vader en de Zoon en anderzijds de leerlingen en
ook tussen de Vader, de Zoon, die leerlingen en ons. En dat
gaat door. Onze liefde en genegenheid voor anderen en hun
genegenheid voor ons en natuurlijk voor anderen zijn opgenomen
in die goddelijke liefde. Al die vormen van liefde
weerspiegelen onze God, in de woorden van Titus Brandsma.
Mogen wij dan, liefdevolle God, ondanks onze zorgen en
angsten, U liefhebben en in uw liefde leven. En wilt U dan bij
ons komen in de schoonheid van wat U geschapen heeft en in de
aandacht en genegenheid van ons voor de mensen om ons heen en
in hun liefde voor ons, voor elkaar en voor U. Wees bij ons,
liefdevolle God.

Peter Commandeur