Preek Passiezondag 2017

Preek Passiezondag 2017

Lezingen: Hand,. 2, 42 -47 en Joh. 20, 19 -31

Zusters en broeders,

Er is in ieder van ons heel wat geloof. Dat denk ik zeker. Maar dat is er niet alleen. Er is ook aarzeling, angst, twijfel. Er zijn ook heel wat vragen, zeker als we het een en ander meemaken of meegemaakt hebben. En juist vanwege die vragen is het goed, dat we na een feestelijke Paaszondag ook een Thomas – zondag hebben, een zondag waarop Thomas centraal staat, die niet klakkeloos wil aannemen, wat de andere leerlingen hem hebben verteld.

Wie is die Thomas eigenlijk? In het Evangelie komt Hij er niet slecht af. Als Jezus naar Jeruzalem wil gaan, om er te lijden en te sterven, is hij het die voorstelt met Hem mee te gaan en hetzelfde lot te ondergaan. Op de avond voor zijn lijden en dood vraagt Hij naar de weg, die een leerling moet gaan om daar te komen, waar Jezus heengaat. Hij stelt die vraag met veel betrokkenheid.

Thomas is een goed mens, maar hij heet ook Dydimus. Letterlijk betekent dat ‘tweeling’. Had hij dan een tweelingzus of een tweelingbroer? Dat weten we niet. Maar er zijn er die zeggen: Thomas had iets dubbels. Hij was bij wijze van spreken een tweeling in zichzelf, iets dubbels Van de ene kant was hij iemand, die Jezus met hart en ziel was toegedaan Aan de andere kant had hij vragen en twijfels. Een tweeling, die een beetje op ons of op vele van ons lijkt. Want ook wij hebben vragen genoeg.

Van wat voor aard waren de vragen van Thomas? Waarom wilde hij niet geloven? Ik denk dat hij Jezus heeft willen kennen als Iemand, die de strijd van het leven niet uit de weg ging. Voor hem was de weg die Jezus ging, de weg van lijden en dood, een weg die hij begreep. Hij wilde Jezus volgen ook in lijden en dood. Dat had hij ook uitgesproken. In dat beeld klopte geen happy end, een gelukkig einde waarin – naar zijn gevoel- al de rauwheid en het lijden van Jezus was weggepoetst. Het enthousiasme van de leerlingen maakte op hem, die indruk. Zoiets als: Niks aan de hand, alles in orde. De deuren en de ramen kunnen weer open. Wat er aan de verhalen van de leerlingen voor Thomas aan ontbrak, dat waren de wonden van Jezus, dat kwetsbare en dat weerloze, dat juist op hem zoveel indruk had gemaakt.

Thomas worstelt, zoals wij met ons geloof kunnen worstelen. Thomas zegt geen ‘ja’ als hij er nog niet uit is. En die worsteling, die innerlijke strijd is weergegeven in zijn bijnaam: Dydimus, de tweeling, de man met de twee kanten.

En dan staat Jezus voor Hem. Hij nodigt Thomas uit zijn wonden in handen en zijde aan te raken. Het is – naar mijn gevoel- alsof Jezus Thomas wil zeggen: Maak je niet bezorgd. Je hebt je niet in Mij vergist. Ik ben als verrezen Heer door het lijden en de dood heengegaan.

Mag ik dit zeggen: Ons geloof in de verrijzenis zet ons niet aan om in een soort oppervlakkige opgetogenheid te blijven steken. Het zet ons eerder aan om het lijden, het verdriet en het ongerijmde van onze dagen en van ons leven, werkelijk onder ogen te zien. Onder ogen zien, niet om er onder te bezwijken,maar om te beseffen dat er toekomst is, wat er ook gebeurt. Onder ogen zien en dan onze handen en ons hart gebruiken met de kracht van de verrezen Heer.

Ik vroeg me af wat die eerste lezing nu met het Evangelie te maken had. Het is een beschrijving van het leven van de eerste leerlingen. Het lijkt mooi, maar iedereen die in een gezin samenleeft of die bij een groep hoort, ook als dat de parochie is, die weet, dat intensief omgaan met mensen ook lastig kan zijn. Twee mensen die met elkaar in liefde zijn begonnen, komen elkaar op den duur tegen. Kinderen geven niet alleen maar vreugde. En ook in een parochie zijn er –gelukkig- hele verschillende mensen, die niet zomaar en gemakkelijk allemaal op één lijn zitten. Dat hoeft ook niet. Ook een geloofsgemeenschap is als het ware het lichaam van de verrezen Christus, waar de wonden en de kwetsuren van de eigen geschiedenis en van de eigenmanier van omgaan voelbaar en soms zichtbaar zijn.

Om een soortgelijke reden zal deze zondag door Paus Johannes Paulus, tot zondag van de barmhartigheid is gemaakt. Er is veel barmhartigheid nodig, om een weg van geloof, liefde en trouw te gaan. En dat is de weg, die de verrezen Heer ons aanwijst.

‘’ Mijn Heer en mijn God’, belijdt Thomas. Zo is Hij Jezus echt gaan zien. En in die belijdenis legt hij zijn ziel en zaligheid. Jawel, hij heeft iets gezien, maar misschien staat hij toch niet zo ver af van wij, die nooit iets van de verrezen Heer hebben gezien. ‘Zalig die niet zien en toch geloven’’. Ook Thomas had niet alles gezien. En bij ons is het niet zo, dat we niets hebben gezien.

Hebben we dan wel iets gezien? Als ik naar onze parochie kijk, dan zie ik iets van het lijden, maar vooral van de kracht van de verrezen Heer, die we deze dagen zijn gevolgd. Onze parochie wordt naast heel veel vriendschap in stand gehouden door geloof en door barmhartigheid. In tastend geloof mogen wij met Thomas belijden’ Mijn Heer en mijn God’.Ga met ons mee. Ga met ons een weg, waar niemand gaat.

Leo Nederstigt