Overweging zondag 21 januari 2018
Kom en volg mij
Het woord ‘omscholing’ is in deze tijd een bekend begrip, we zijn ermee vertrouwd. Onze ouders en voorouders leerden een beroep en daar zaten ze dan min of meer hun hele leven aan vast. Tegenwoordig veranderen mensen gemakkelijker. Soms moet het noodgedwongen, omdat er in het oude beroep geen werk meer is. Soms wordt het ook gezien als een nieuwe uitdaging, een ontplooiing van mogelijkheden die je in je hebt.
In de verhalen die we vandaag gehoord hebben, gaat het ook over ‘omscholing’. Jezus ontmoet enkele vissers en vraagt hen om samen met hem ‘mensenvissers’ te worden. Dat is toch wel een ander beroep.
Ook de profeet Jona moet een omscholing ondergaan. Hij moet niet van beroep wisselen, maar leren gehoor te geven aan Gods stem, en die niet te ontvluchten.
Jezus vraagt van de Galilese vissers een omscholing, die wel radicaal verloopt. Misschien is het proces wat verkort weergegeven door de evangelist om de radicaliteit van de eerste leerlingen te benadrukken, maar het is duidelijk dat zij met het achterlaten van hun netten nog geen ‘mensenvissers’ zijn. Trouwens wat is een ‘mensenvisser’? het kan geen jacht op mensen zijn. Het is samen met Jezus mensen zien te winnen voor het Rijk van God. Daar gaat niet zo eenvoudig: je kunt mensen niet zomaar aan de haak slaan. Het kan niet met geweld, dat gebeurt alleen in liefde. God verlangt ernaar dat alle mensen een menswaardig leven hebben.
Dan blijkt dat zij met Jezus een lange weg van onderricht moeten gaan, voordat ze een beetje gaan begrijpen wat Jezus bedoelt met dat rijk van God. Ze leren van hem wat het Rijk van God inhoudt, en wat God wil. Dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Telkens opnieuw moet Jezus hen corrigeren. Hun eigen streven moet omgevormd worden in ruimhartigheid die zich opent voor anderen.
De omscholing van Jona gaat in dezelfde richting. Hij moet leren verstaan wat God van hem wil. Bij Jona is er echter geen radicaal antwoord op Gods roepstem. Integendeel, hij doet niet wat God van hem vraagt. Hij doet niet wat God wil.
Wanneer God hem voor de eerste keer opdraagt de inwoners van de heidense stad Nineve op te roepen hun leven te veranderen, denkt hij: voor mij hoeft dat niet. Nineve was voor een jood het centrum van het heidendom, symbool van een goddeloze wereld. Daar bekering gaan preken, dat kan niet! Stel je voor dat zij zich zouden bekeren, dan ontlopen ze ook nog hun welverdiende straf. Dat wil Jona niet. Als het zo moet, dan hoeft het voor hem niet.
We kennen het verhaal: Jona neemt een schip dat in tegengestelde richting vaart. Hij negeert de stem die hij in zijn binnenste hoort. Hij kruipt weg onder in het ruim van schip, en vlucht in een verdovende slaap.
Maar de stem van God is niet te ontlopen. Je binnenste neem je overal met je mee en daarmee ook die stem. God doet alles om Jona tot andere gedachten te brengen en hem in Nineve te krijgen. Een hevige storm doet hem schuld bekennen. Hij wordt over boord gegooid, ´gejonast´, omdat men bang is dat het schip door hem zal vergaan.
Maar ook midden in het doodsgevaar is er die stem van God. Deze stem geeft een walvis het bevel om die drenkeling op te pikken en na drie dagen weer aan wal te brengen, veilig en wel.
Dan klinkt Gods stem opnieuw, vriendelijk, maar dringend: Jona, ga! Het is de passage die we hebben gehoord. En Jona gaat en spreekt in Gods naam: ‘Nog veertig dagen en de stad zal vergaan.’ Hij roept het met leedvermaak, want diep in zijn hart hoopt hij dat die hele heidense stad naar de knoppen gaat.
Maar het onverwachte gebeurt. De koning van Nineve kondigt een vasten af om de stad te redden. De mensen bekeren zich. God ziet dat met ontroering en neemt zijn bedreiging terug. Hij krijgt spijt van zijn harte woorden en spaart de stad. Zo behoedt hij de inwoners van de stad voor een dreigende ondergang, omdat zij en de koning hun manier van leven veranderen. God is begaan met mensen die kwaad hebben gedaan, maar berouw tonen over hun slechte daden. Daarom is God barmhartigheid voor hen.
Jona had een grondige omscholing nodig om gehoor te geven aan Gods oproep, maar ook om Gods mededogen te zien gebeuren. Geldt dat ook niet voor ons? Kunnen ook wij niet een omscholing gebruiken: telkens opnieuw mededogen leren van God. We kunnen mededogen leren door te kijken naar de manier waarop God met Ninevé omgaat. Niet hopend op haar ondergang, maar op haar opstanding. Wachtend, hopend, kijkend met het hart, omdat er in die wereld mensen wonen. Wie zoals God gaat kijken, vol mededogen, doet niet meer mee met die heilloze opsplitsing van mensen in ‘wij en vreemdelingen’, wij en moslims’, ‘de goeden en de kwaden’. Wat goeden en kwaden? Mensen zul je bedoelen. Mogen ook wij zo denken. Omgeschoold door Jezus. Mensenvisser zijn met hem. Amen.
Pastor Kitty Bouwman